zondag 25 oktober 2015

Vluchtelingenstroom 9


Augustus voelde goed aan dat de mensheid nu eenmaal door titels wordt geregeerd, en evenmin werd hij teleurgesteld in zijn verwachting dat de senaat en het volk zich aan slavernij zouden onderwerpen mits ze de eerbiedige verzekering kregen dat ze nog steeds hun oude vrijheden genoten. 
Edward Gibbon. The Decline and Fall of the Roman Empire 1776

Drie fragmenten die onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. 

1. During World War One, 10% of all casualties were civilians.
During World War Two, the number of civilian deaths rose to 50%.
During the Vietnam War, 70% of all casualties were civilians.
In the war in Iraq, civilians account for up to 90% of all deaths.
John Pilger. The War You Don’t See. 2010

2. George Orwell 1984. Hoofdstuk 9:

Here it is necessary to repeat what has been said earlier, that by becoming continuous war has fundamentally changed its character.

In past ages, a war, almost by definition, was something that sooner or later came to an end, usually in unmistakable victory or defeat. In the past, also, war was one of the main instruments by which human societies were kept in touch with physical reality. All rulers in all ages have tried to impose a false view of the world upon their followers, but they could not afford to encourage any illusion that tended to impair military efficiency. So long as defeat meant the loss of independence, or some other result generally held to be undesirable, the precautions against defeat had to be serious. Physical facts could not be ignored. In philosophy, or religion, or ethics, or politics, two and two might make five, but when one was designing a gun or an aeroplane they had to make four. Inefficient nations were always conquered sooner or later, and the struggle for efficiency was inimical to illusions. Moreover, to be efficient it was necessary to be able to learn from the past, which meant having a fairly accurate idea of what had happened in the past. Newspapers and history books were, of course, always coloured and biased, but falsification of the kind that is practised today would have been impossible. War was a sure safeguard of sanity, and so far as the ruling classes were concerned it was probably the most important of all safeguards. While wars could be won or lost, no ruling class could be completely irresponsible.

But when war becomes literally continuous, it also ceases to be dangerous. When war is continuous there is no such thing as military necessity. Technical progress can cease and the most palpable facts can be denied or disregarded. As we have seen, researches that could be called scientific are still carried out for the purposes of war, but they are essentially a kind of daydreaming, and their failure to show results is not important. Efficiency, even military efficiency, is no longer needed.

 3. [S]ince the United States was founded in 1776, she has been at war during 214 out of her 235 calendar years of existence.  In other words, there were only 21 calendar years in which the U.S. did not wage any wars... all U.S. presidents can technically be considered 'war presidents.'

Vorige week maakte een lezer van mijn weblog, Robert Verhoeven, mij attent op een door de historicus Bastiaan Bommeljé geschreven recensie van Geert Mak's 1223 pagina's tellende In Europa (2004). In het Historisch Nieuwsblad van april 2004 eindigde Bommeljé met de woorden:

De functie van deze vaak storende, soms lachwekkende clichés is duidelijk. Mak wil de lezer bovenal behagen. Zijn perceptie van de twintigste eeuw is ongetwijfeld bedoeld als journalistiek-intellectueel (ja, Hans Magnus Enzensberger duikt ook weer op), maar glijdt verontrustend vaak af naar een Anton Pieck-aanpak, waarin goed en kwaad bij voorbaat vast staan en de tocht alleen voert langs de allerbekendste herkenningspunten. 

'De geschiedenis is geen glad verhaal,' schrijft Mak, maar de vraag blijft waarom hij zelf dan zo'n glad verhaal heeft geschreven over een bepaald niet gladde eeuw. 

Ik was verrast dat nog iemand anders in de polder de intellectuele scherpzinnigheid bezat om Mak's magnum opus kritisch te bespreken. Tot nu toe wist ik alleen dat de belezen cultuurcriticus, wijlen Michaël Zeeman, de amechtige bewondering voor Mak's werk absoluut niet deelde. Zeeman kwalificeerde in het VPRO-boekenprogramma het destijds tot ‘beste boek’ van het jaar uitgeroepen De eeuw van mijn vader (1999) als ‘voer voor debielen,’ en in een postuum gebundelde essaybundelde ergerde hij zich mateloos over het 'weke sentiment' in Mak's boeken. Toch wordt het orakel van Bartlehiem door de mainstream in Nederland en Vlaanderen beschouwd als 'één van de scherpste analisten van het continent.' Dat is niet verwonderlijk, aangezien Mak 'bovenal' de mainstream-lezer wil 'behagen,' zoals Bommeljé terecht opmerkte. Maar het gevaar van deze populistische werkwijze is dat de journalist Mak zijn publiek het imperium van de kitsch binnenloodst. De auteur Milan Kundera wijst erop dat 

[h]et woord kitsch verwijst naar de houding van degene die tot elke prijs zoveel mogelijk mensen wil behagen. Om te behagen dien je je te conformeren aan wat iedereen wenst te horen, in dienst te staan van de pasklare ideeën, in de taal van de schoonheid en de emotie. Hij beweegt ons tot tranen van zelfvertedering over de banaliteiten die wij denken en voelen,

met als gevolg dat

[o]p grond van de dwingende noodzaak te behagen en zo de aandacht van het grootst mogelijke publiek te trekken, de esthetiek van de massamedia onvermijdelijk die van de kitsch [is] en naarmate de massamedia ons gehele leven meer omsluiten en infiltreren, wordt de kitsch onze dagelijkse esthetiek en moraal.

Op is het geen probleem als de mainstream voor kitsch kiest, het wordt evenwel een probleem in een systeem dat pretendeert democratisch te zijn maar het niet is. Het resultaat is dat politici, zoals altijd in crisistijd, de ressentimenten van de massa gebruiken om een economisch en cultureel failliet systeem te blijven legitimeren. Kitsch argumenten in de politiek werken uiteindelijk altijd dodelijk. De nationaal-socialisten en fascisten zijn daarvan de bekendste voorbeelden, terwijl de eigentijdse voorbeelden talloos zijn: van de Vietnam-oorlog en het ten val brengen van de democratisch gekozen Allende-regering, tot de inval in Irak, de oorlog in Afghanistan, het steunen van terroristen in Libië en Syrië, het financieren, trainen en gebruiken van neo-nazi stoottroepen in Oekraïne, en alle andere Amerikaanse terreur, gesteund door Europa, die tot 'A Legacy of Ashes' heeft geleid. Al langere tijd proberen de westerse mainstream-media de aandacht te verleggen naar 'de psychologische, morele en vooral ook economische crisis,' van Rusland. Zo schreef de oud-adjunct hoofdredacteur van de NRC in 1993 het boek Gekrenkte zielen. vrijheid in Rusland. Ik citeer de wervend bedoelde tekst op bol.com:

Rusland was de afgelopen drie jaar in de greep van hoop, angst, euforie, van cynisme, apathie en scepsis.

De rondedansje om de macht in het Kremlin laat de grote massa koud. Het volk stort zich in de commercie. De Russische samenleving is woest en chaotisch.

Gedurende deze drie jaar van nieuwe vrijheden en nieuwe vernederingen was Hubert Smeets voor NRC Handelsblad in Rusland…

Smeets geeft vele voorbeelden van de psychologische, morele en vooral ook economische crisis waarin het land is gestort. Het blijkt, dat de hervormingen moeilijk zijn te realiseren en de grote kloof tussen volk en regeerders is gebleven.

In Gekrenkte Zielen beschrijft Smeets Rusland als een land beheerst door 'cynisme, apathie en scepsis,' bewoont door een 'volk' dat zich 'stort in de commercie. De Russische samenleving is woest en chaotisch,' en is in de greep van 'een psychologische' en 'morele crisis,' waardoor er sprake is van een 'grote kloof tussen volk en regeerders,' aldus Smeets. Bovendien is de Russische bevolking, natuurlijk in tegenstelling tot de westerse volkeren, niet in staat de werkelijkheid te zien, tenminste, als we afgaan op Smeets stelling dat '[h]et typisch Russisch [is], om altijd alles om te draaien.' Wat onmiddellijk opvalt aan zijn beschrijving van de Russische Federatie is dat hetzelfde opgaat voor de situatie in de Verenigde Staten, zoals die door gezaghebbende Amerikaanse intellectuelen wordt beschreven en door Occupy Wall Street nog eens duidelijk bekritiseerd is. Juni 2010 analyseerde de prominente Amerikaanse journalist en auteur Chris Hedges zijn eigen consumptiecultuur als volgt:

American Psychosis

What happens to a society that cannot distinguish between reality and illusion?

The United States, locked in the kind of twilight disconnect that grips dying empires, is a country entranced by illusions. It spends its emotional and intellectual energy on the trivial and the absurd. It is captivated by the hollow stagecraft of celebrity culture as the walls crumble. This celebrity culture giddily licenses a dark voyeurism into other people’s humiliation, pain, weakness and betrayal. Day after day, one lurid saga after another, whether it is Michael Jackson, Britney Spears [or Miley Cyrus], enthralls the country … despite bank collapses, wars, mounting poverty or the criminality of its financial class…

Our culture of flagrant self-exaltation, hardwired in the American character, permits the humiliation of all those who oppose us. We believe, after all, that because we have the capacity to wage war we have a right to wage war. Those who lose deserve to be erased. Those who fail, those who are deemed ugly, ignorant or poor, should be belittled and mocked. Human beings are used and discarded like Styrofoam boxes that held junk food. And the numbers of superfluous human beings are swelling the unemployment offices, the prisons and the soup kitchens.

It is the cult of self that is killing the United States. This cult has within it the classic traits of psychopaths: superficial charm, grandiosity and self-importance; a need for constant stimulation; a penchant for lying, deception and manipulation; and the incapacity for remorse or guilt. Michael Jackson, from his phony marriages to the portraits of himself dressed as royalty to his insatiable hunger for new toys to his questionable relationships with young boys, had all these qualities. And this is also the ethic promoted by corporations. It is the ethic of unfettered capitalism. It is the misguided belief that personal style and personal advancement, mistaken for individualism, are the same as democratic equality. It is the nationwide celebration of image over substance, of illusion over truth. And it is why investment bankers blink in confusion when questioned about the morality of the billions in profits they made by selling worthless toxic assets to investors.

We have a right, in the cult of the self, to get whatever we desire. We can do anything, even belittle and destroy those around us, including our friends, to make money, to be happy and to become famous. Once fame and wealth are achieved, they become their own justification, their own morality. How one gets there is irrelevant. It is this perverted ethic that gave us investment houses like Goldman Sachs … that willfully trashed the global economy and stole money from tens of millions of small shareholders who had bought stock in these corporations for retirement or college. The heads of these corporations, like the winners on a reality television program who lied and manipulated others to succeed, walked away with hundreds of millions of dollars in bonuses and compensation. The ethic of Wall Street is the ethic of celebrity. It is fused into one bizarre, perverted belief system and it has banished the possibility of the country returning to a reality-based world or avoiding internal collapse. A society that cannot distinguish reality from illusion dies.


Voor het geval de indruk is ontstaan dat Chris Hedges een radicale buitenstaander is, geef ik  in het kort enige achtergrondinformatie:

Chris Hedges, was a Pulitzer Prize-winning reporter for the New York Times, is the author of several books including the bestsellers 'War Is a Force That Gives Us Meaning' and 'Empire of Illusion: The End of Literacy and the Triumph of Spectacle.' 

Hedges spent 15 years as a foreign correspondent for the New York Times. He was based in the Middle East for five years, serving for four of those years as the Middle East bureau chief. He then covered the war in the former Yugoslavia as the Balkan bureau chief based in Sarajevo. He later covered Al Qaeda in Europe and the Middle East from Paris.

Hedges berichtte langdurig uit meer dan 50 landen en beschikt alleen al daarom over een veel bredere ervaring, kennis en context dan de provinciale Atlanticus Hubert Smeets,   wiens NAVO-propaganda door de Atlantische Commissie werd beloond met een snoepreisje naar de VS. Daarentegen schreef Chris Hedges in mei 2013 over de Amerikaanse maatschappij:

Murder is our national sport. We murder tens of thousands with our industrial killing machines in Afghanistan and Iraq. We murder thousands more from the skies over Pakistan, Somalia and Yemen with our pilotless drones. We murder each other with reckless abandon. And, as if we were not drenched in enough human blood, we murder prisoners—most of them poor people of color who have been locked up for more than a decade. The United States believes in regeneration through violence. We have carried out blood baths on foreign soil and on our own land for generations in the vain quest of a better world. And the worse it gets, the deeper our empire sinks under the weight of its own decay and depravity, the more we kill.

Toen ik januari 2012 Hedges in zijn woonplaats Princeton interviewde wees hij mij ondermeer op het volgende:

De staat blijft intussen biljoenen dollars aan geleend geld sluizen naar het militair industrieel complex. De gevestigde orde gaat door met het voeren van heilloze oorlogen die zowel in het buitenland als in het binnenland de spanning blijven opvoeren. In de VS heerst een systeem van 'omgekeerd totalitarisme,' zoals de filosoof Sheldon Wolin het betitelt. Het is een vorm van totalitarisme waarbij de staat niet in handen is van een demagoog of een charismatische leider maar in bezit is van een anonieme economische macht. De politiek wordt er veeleer bepaald door materiële overwegingen dan door  idealistische. Een dergelijk systeem doet het voorkomen alsof het democratie, patriottisme en de Grondwet koestert terwijl het in werkelijkheid interne pressiemiddelen gebruikt om democratische instituten te ondergraven en te dwarsbomen. Politici kunnen er alleen worden gekozen als ze door het bedrijfsleven gefinancierd worden en moeten dus vervolgens allereerst de belangen van de rijken dienen. Tegelijkertijd wordt dit systeem permanent gelegitimeerd door de commerciële massamedia en dus niet door democratische instituten. 

Terwijl onder de nazi’s, de fascisten en de sovjets de economie ondergeschikt was aan de politiek, is dit in ons huidige totalitarisme precies omgekeerd. Hier is  geen sprake van de persoonlijkheidscultus zoals we die kennen van klassiek totalitaire staten. Geen Hitler, geen Mussolini, Stalin, Franco of Pinochet, die met geweld of geweldsdreiging aan de macht komen. Bij ons is er iets anders gebeurd, een stille staatsgreep van de grote concerns. De economische elite doet intussen alsof alle democratische gebruiken nog steeds bestaan, maar in de praktijk zijn die volkomen gecorrumpeerd. Ze staan niet meer in dienst van de bevolking maar van de plutocratie. Wolin, die hier in Princeton doceerde, wees er op dat imperialisme en democratie elkaar uitsluiten en wel omdat het in stand houden van een imperium een vermogen kost dat opgebracht moet worden door de meerderheid, louter en alleen om de minderheid nog rijker te maken. Het spreekt voor zich dat zoiets alleen maar kan als er op onderwijs, huisvesting, gezondheidszorg en de algehele infrastructuur wordt bezuinigd. Dat zien we al geruime tijd gebeuren. 

Het zal ook niemand verbazen dat het hele onderwerp imperialisme taboe is, vooral tijdens verkiezingsdebatten. Datgene waar alles om draait en dat telkens nieuwe oorlogen veroorzaakt kan en mag niet besproken worden, zelfs het woord imperialisme mag niet publiekelijk worden uitgesproken, een duidelijke illustratie van het totalitaire aspect van ons systeem. Wolin vertelde me te vrezen dat het Amerikaans imperium niet ontmanteld kan worden en dat dit samen met de economische ineenstorting uiteindelijk zal leiden tot een volledig totalitaire staat die overal zal ingrijpen in het privé-bestaan van zijn burgers. De gewone mens is buitenspel gezet en daarom machteloos. Zo wordt dat ook ervaren door de meeste Amerikanen, van wie een groot aantal niet meer stemt. De afgelopen kwarteeuw zijn de burgers politiek passief gehouden door de creditcard die goedkope kredieten mogelijk maakte. Een andere factor van die passiviteit is het feit dat veel consumenten goedkope producten uit de lage lonen landen konden aanschaffen, maar daar is nu een eind aan gekomen door de financiële en economische crisis.

Maar deze achtergrond-informatie wordt doorgaans verzwegen, terwijl de context van datgene wat wel wordt gemeld verdwenen is, waardoor een manicheïsch wereldbeeld overblijft, 'waarin,' ik citeer opnieuw Bommeljé, 'goed en kwaad bij voorbaat vast staan.' Opmerkelijk is daarbij het gebrek aan kennis van de Nederlandse mainstream-pers, en hoe weinig boeken mijn collega's hebben gelezen over landen en culturen waarover ze wel uitgesproken meningen hebben. En dat, terwijl alle oude patronen zich zichtbaar ontrafelen en de mensheid met desastreuze bedreigingen wordt geconfronteerd. Gezien het feit dat de mens in een overgangstijd leeft, is het nuttig iets meer te  melden over Sheldon Wolin’s gedachtegoed. Eerder al schreef Chris Hedges het volgende daarover:

The political philosopher Sheldon Wolin uses the term ‘inverted totalitarianism’ in his book ‘Democracy Incorporated’ to describe our political system. It is a term that would make sense to Huxley. In inverted totalitarianism, the sophisticated technologies of corporate control, intimidation and mass manipulation, which far surpass those employed by previous totalitarian states, are effectively masked by the glitter, noise and abundance of a consumer society. Political participation and civil liberties are gradually surrendered. The corporation state, hiding behind the smokescreen of the public relations industry, the entertainment industry and the tawdry materialism of a consumer society, devours us from the inside out. It owes no allegiance to us or the nation. It feasts upon our carcass.

The corporate state does not find its expression in a demagogue or charismatic leader. It is defined by the anonymity and facelessness of the corporation. Corporations, who hire attractive spokespeople like Barack Obama, control the uses of science, technology, education and mass communication. They control the messages in movies and television. And, as in ‘Brave New World,’ they use these tools of communication to bolster tyranny. Our systems of mass communication, as Wolin writes, ‘block out, eliminate whatever might introduce qualification, ambiguity, or dialogue, anything that might weaken or complicate the holistic force of their creation, to its total impression.’

The result is a monochromatic system of information. Celebrity courtiers, masquerading as journalists, experts and specialists, identify our problems and patiently explain the parameters. All those who argue outside the imposed parameters are dismissed as irrelevant cranks, extremists or members of a radical left. Prescient social critics, from Ralph Nader to Noam Chomsky, are banished. Acceptable opinions have a range of A to B. The culture, under the tutelage of these corporate courtiers, becomes, as Huxley noted, a world of cheerful conformity, as well as an endless and finally fatal optimism. We busy ourselves buying products that promise to change our lives, make us more beautiful, confident or successful as we are steadily stripped of rights, money and influence. All messages we receive through these systems of communication, whether on the nightly news or talk shows like ‘Oprah,’ promise a brighter, happier tomorrow. And this, as Wolin points out, is ‘the same ideology that invites corporate executives to exaggerate profits and conceal losses, but always with a sunny face.’ We have been entranced, as Wolin writes, by ‘continuous technological advances’ that ‘encourage elaborate fantasies of individual prowess, eternal youthfulness, beauty through surgery, actions measured in nanoseconds: a dream-laden culture of ever-expanding control and possibility, whose denizens are prone to fantasies because the vast majority have imagination but little scientific knowledge.’

En Wikipedia meldt het volgende:

Inverted totalitarianism is a term coined by political philosopher Sheldon Wolin to describe the emerging form of government of the United States. Wolin believes that the United States is increasingly turning into an illiberal democracy, and he uses the term "inverted totalitarianism" to illustrate the similarities and differences between the United States governmental system and totalitarian regimes such as Nazi Germany and the Stalinist Soviet Union.

Wolin believes that the United States (which he refers to using the proper noun ‘Superpower,’ to emphasize the current position of the United States as the only superpower) has been increasingly taking on totalitarian tendencies as a result of the transformations that it underwent during the military mobilization required to fight the Axis powers, and during the subsequent campaign to contain the Soviet Union during the Cold War:
While the versions of totalitarianism represented by Nazism and Fascism consolidated power by suppressing liberal political practices that had sunk only shallow cultural roots, Superpower represents a drive towards totality that draws from the setting where liberalism and democracy have been established for more than two centuries. It is Nazism turned upside-down, ‘inverted totalitarianism.’ While it is a system that aspires to totality, it is driven by an ideology of the cost-effective rather than of a ‘master race’ (Herrenvolk), by the material rather than the ‘ideal.’

According to Wolin, there are three main ways in which inverted totalitarianism is the inverted form of classical totalitarianism.

Whereas in Nazi Germany the state dominated economic actors, in inverted totalitarianism, corporations through political contributions and lobbying, dominate the United States, with the government acting as the servant of large corporations. This is considered ‘normal’ rather than corrupt.

While the Nazi regime aimed at the constant political mobilization of the population, with its Nuremberg rallies, Hitler Youth, and so on, inverted totalitarianism aims for the mass of the population to be in a persistent state of political apathy. The only type of political activity expected or desired from the citizenry is voting. Low electoral turnouts are favorably received as an indication that the bulk of the population has given up hope that the government will ever help them.

While the Nazis openly mocked democracy, the United States maintains the conceit that it is the model of democracy for the whole world. Wolin writes:
Inverted totalitarianism reverses things. It is all politics all of the time but a politics largely untempered by the political. Party squabbles are occasionally on public display, and there is a frantic and continuous politics among factions of the party, interest groups, competing corporate powers, and rival media concerns. And there is, of course, the culminating moment of national elections when the attention of the nation is required to make a choice of personalities rather than a choice between alternatives. What is absent is the political, the commitment to finding where the common good lies amidst the welter of well-financed, highly organized, single-minded interests rabidly seeking governmental favors and overwhelming the practices of representative government and public administration by a sea of cash.

Managed democracy

Wolin believes that the democracy of the United States is sanitized of political participation and refers to it as managed democracy. He defines managed democracy as ‘a political form in which governments are legitimated by elections that they have learned to control’. Under managed democracy, the electorate is prevented from having a significant impact on policies adopted by the state through the continuous employment of public relations techniques.

Wolin believes that the United States resembles Nazi Germany in one major way without an inversion: the essential role that propaganda plays in the system. According to Wolin, whereas the production of propaganda was crudely centralized in Nazi Germany, in the United States it is left to highly concentrated media corporations, thus maintaining the illusion of a ‘free press’. Dissent is allowed, although the corporate media serves as a filter, allowing most people, with limited time available to keep themselves apprised of current events, only to hear points of view which the corporate media deems to be ‘serious.’

According to Wolin, the United States has two main totalizing dynamics:
The first, directed outward, finds its expression in the Global War on Terror and in the Bush Doctrine that the United States has the right to launch preemptive wars. This amounts to the United States seeing as illegitimate the attempt by any state to resist its domination.

            The second dynamic, directed inward, involves the subjection of the mass of the population to economic ‘rationalization,’ with continual ‘downsizing’ and ‘outsourcing’ of jobs abroad and dismantling of what remains of the welfare state created by U.S. Presidents Franklin D. Roosevelt's New Deal and Lyndon B. Johnson's Great Society. Thus, neoliberalism is an integral component of inverted totalitarianism. The state of insecurity in which this places the public serves the useful function of making people feel helpless, thus making it less likely that they will become politically active, and thus helping to maintain the first dynamic.

Hubert Smeets wijst waar, volgens hem, het grote gevaar dat Europa bedreigd vandaan komt: 'RUSLAND!!!' 

Met andere woorden: wanneer Hubert Smeets Rusland beschrijft als een land beheerst door 'cynisme, apathie en scepsis,' bewoont door een 'volk' dat zich 'stort in de commercie,' en in de greep is van zowel 'een psychologische' als 'morele crisis,' en  er sprake is van 'grote kloof tussen volk en regeerders,' dan gaat dit eveneens op voor de VS. Dat is niet merkwaardig, grootmachten lijken op elkaar aangezien ze alle streven naar de hegemonie, en de bevolking daaraan ondergeschikt maken. In tegenstelling tot de simplistische voorstelling van zaken waarbij het Westen Het Goede vertegenwoordigt en Rusland Het Kwade, zijn de overeenkomsten tussen imperia altijd belangrijker voor de loop van de geschiedenis dan hun verschillen. Hoewel Smeets geschiedenis heeft gestudeerd vrees ik dat hij niet de intellectuele integriteit bezit om de overeenkomsten te doorgronden, anders zou hij zijn eigen tijd niet zo bevooroordeeld beschrijven, alsof het een voetbalwedstrijd betreft met winners en verliezers. Het werk van zijn vriend Geert Mak kent dezelfde 'storende, soms lachwekkende clichés.' Ook voor hem geldt dat de Russen niet deugen, zijn 'Anton Pieck-aanpak, waarin goed en kwaad bij voorbaat vast staan' is zo mogelijk nog zotter dan Smeets' mening dat '[h]et typisch Russisch [is] om altijd alles om te draaien.' Zo weet Mak te melden dat:

Russia is on the move again. After the collapse of the Soviet Empire it wants to start making history once more, and how!

En daarvan kan, in zijn ideologische wereldbeeld, natuurlijk nooit en te nimmer sprake van zijn. Het qua oppervlakte grootste land ter wereld (11,5 procent) kan onmogelijk 'geschiedenis maken,' dit is voorbehouden aan de VS, het imperium dat, volgens Mak, 'decennialang als ordebewaker en politieagent' heeft opgetreden, weliswaar ten koste van ontelbare slachtoffers, want, zo moet Mak na mijn kritiek toegeven, Washington 'also brought suffering or death to hundreds of thousands of people abroad, and indeed at home, in recent decades,' maar dat is niet meer dan wat 'collateral damage,' die de mensheid elders nu eenmaal moet verduren wil het net zo beschaafd kunnen worden als het christelijke Westen. Mak, die om de eenvoudige 'lezer' te 'behagen' in zijn bestseller In Europa de Nederlandse 'robber baron' Derk Sauer als belangrijkste informatiebron over Rusland opvoert, (daarover later meer) weet nagenoeg niets van de Russische geschiedenis of cultuur. Hij had er beter aan gedaan mijn oude kameraad Sauer te negeren en het boek Failed Crusade. America and the Tragedy of Post-Communist Russia (2000) te lezen, dat overtuigend uiteenzet hoe in

the 1990s, as Russia under Yeltsin began the transition to a market economy, most American Russia-watchers saw an optimistic future ahead. In the early twenty-first century, so-called reform economic policies have left some 70 percent of Russians living near the poverty line -- many embittered, deprived of life savings, welfare subsidies, health care, and job security. 


Meer over de gecorrumpeerde Nederlandse mainstream-journalistiek de volgende keer. 


Geert Mak: het narcisme weerspiegelt.



Geen opmerkingen: