dinsdag 20 oktober 2015

Andreas Kouwenhoven. Mainstream Journalist 2


Rotterdam, 13 november 2013 – De Persprijs Rotterdam 2013, de mediaonderscheiding voor journalistieke producties over Rotterdam en omgeving, gaat naar twee journalisten van NRC Handelsblad. Het gaat om Andreas Kouwenhoven en Esther Rosenberg. 


In NRC Handelsblad van zaterdag 17 oktober beweerde mainstream-journalist Andreas Kouwenhoven over de weblog GeenStijl dat:

de artikelen op het blog niet zozeer rechts [zijn], als wel anti-establishment. Tegen Brussel, tegen het kabinet, tegen publieke omroep, tegen religie. Het past in de bredere trend in de samenleving om alles wat autoriteit heeft argwanend te bekijken. De traditionele journalistiek vindt geen aansluiting bij dat sentiment, zegt Mark Deuze, hoogleraar mediastudies van de Universiteit van Amsterdam. 'Daarom zie ik het succes van GeenStijl als het falen van de traditionele journalistiek om een brede bevolkingsgroep aan zich te binden.' Volgens Deuze volgen media als NOS en NRC kritisch de macht, maar blijven zij behoorlijk respectvol. 'Over het algemeen wordt netjes opgetikt wat de minister en de politiewoordvoerder te vertellen hebben.' Geenstijl doet dat niet. Die noemt politici zakkenvullers, ambtenaren zijn 'luie reetkrabbers zonder ambitie,' imams en dominees heten 'reli-gekkies,' bankbestuurders 'gewetenloze graaiers' en rechters gelden als 'pijprokende, NRC-lezende mantelpakkende Reservaat-bewoners.'

Het is moppentappen en campagne-voeren tegelijk. Feiten en meningen lopen op GeenStijl dwars door elkaar heen…

De traditionele krantenjournalist voelt zich er niet comfortabel bij. Die durft zijn mening niet te twitteren uit angst dat hij feiten met meningen vermengt, niet wetende dat die norm op internet al lang niet meer bestaat… 

Dat GeenStijl mensen kan mobiliseren, geeft het blog politieke invloed. 'Zo werkt het in de politiek: organisaties met een achterban waar je last van kunt krijgen, worden gehoord,' zegt spindoctor Kay van de Linde. Daarom zitten GeenStijl-berichten steevast in de knipselmap van ministeries, vertelt een voorlichter. Het weblog heeft pas écht impact op het Binnenhof als een onderwerp wordt opgepikt door andere media. 'Een gouden wet van internet is dat iets pas waar is als traditionele media ermee aan de haal gaan,' zegt Kay van de Linde. Voor GeenStijl begint aandacht in de traditionele pers vaak bij De Telegraaf, de krant waarmee het blog in één bedrijf zit.

Opmerkelijk is dat Kouwenhoven's betoog juist een mengeling is van feiten en meningen, terwijl hij tegelijkertijd beweert dat de 'traditionele journalist,' tot wie hij zichzelf rekent, 'zich er niet comfortabel bij [voelt].' Hier is sprake van één van de meest hardnekkige mythen waarmee de commerciële 'vrije pers' zichzelf vergeefs probeert te legitimeren. Ik stel met enige nadruk vergeefs omdat uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat overal in de westerse democratieën de mainstream-media net zo gewantrouwd worden als politici. Al een halve eeuw lang komt dan ook meer dan 40 procent van de Amerikaanse stemgerechtigden niet meer opdagen bij presidentiële verkiezingen, en tijdens de tussentijdse senaatsverkiezingen slechts eenderde stemt, terwijl het opkomstpercentage bij locale verkiezingen nog lager is. En dit alles ondanks het feit dat er overmatig veel aandacht aan wordt besteed, waardoor de media de indruk vestigen dat er sprake is van een ware democratie.

Parallel hieraan zijn overal in het Westen de krantenoplagen drastisch gedaald en zijn ontelbare locale, regionale en zelfs landelijke dagbladen verdwenen, deels omdat de televisie sneller en sensationeler kan berichten en deels omdat de geloofwaardigheid van de mainstream-journalistiek bij het publiek blijft afnemen. Steeds duidelijker is geworden dat de commerciële massamedia met hun‘politiek-literaire elite’ geenszins onafhankelijk zijn, maar dat hun producten allereerst en vooral 'handelswaar' vormen, die zoveel mogelijk winst moet opleveren voor de eigenaren van de media. De Amerikaanse geleerden Herman en Chomsky concludeerden na een uitgebreid onderzoek in hun baanbrekende studie Manufacturing Consent. The Political Economy of the Mass Media(1988):

Given the imperatives of corporate organization and the workings of the various filters, conformity to the needs and interests of privileged sectors is essential to succes. In the media, as in other major institutions, those who do not display the requisite values and perspectives will be regarded as ‘irresponsible,’ ‘ideological,’ or otherwise aberrant, and will tend to fall by the wayside. While there may be a small number of exceptions, the pattern is pervasive, and expected. Those who adapt, perhaps quite honestly, will then be free to express themselves with little managerial control, and they will be able to assert, accurately, that they perceive no pressures to conform. The media are indeed free -- for those who adopt the principles required for ‘societal' purpose.

Op zijn beurt wees de Australische sociaal psycholoog, wijlen Alex Carey, in zijn boek Taking the risk out of democracy. Corporate Propaganda verus Freedom and Liberty (1996) erop dat: 

Commercial advertising and public relations are the form of propaganda activity common to a democracy... In the 1940s Drew Dudley, then chief of the Media Programming Division of the Office of War Mobilization and Reconversion, not only observed with satisfaction that 'advertising is peculiarly American,' but added on a note of (perhaps rather less well founded) pride that 'Hitler… employ[ed] the technique of advertising during the pre-war and war years, frequently referring to America's advertising during the pre-war and war years in glowing and admiring terms in Mein Kampf, and later utilizing advertising's powerful repetitive force to the utmost.' 

Carey stelde voorts vast dat: 

Contrary to common assumptions, propaganda plays an important role - and certainly a more covert and sophisticated role - in technologically advanced democratic societies, where the maintenance of the existing power and privileges are vulnerable to popular opinion.

Carey verwijst naar de Amerikaanse politieke wetenschapper Harold Lasswell die in 1927 in een wetenschappelijk standaardwerk over propaganda technieken had geschreven dat'vertwijfelde democraten' die niet langer meer in de 'intelligentie van de publieke opinie' geloofden 'should themselves determine how to make up the public mind,'of in de woorden van Lasswell 'how to bamboozle (bedriegen. svh) and seduce in the name of the public good,' waaraan de invloedrijke Lasswell de volgende conclusie verbond: 'Preserve the majority convention but dictate to the majority.' Een advies dat onmiddellijk door de Amerikaanse heersende elite werd overgenomen, uit angst voor de emancipatie van de arbeidersklasse.

Propaganda speelt in een parlementaire democratie onvermijdelijk een doorslaggevende rol, omdat geweld alleen in het uiterste geval kan worden gebruikt, en bovendien veelal contraproductief uitwerkt. De mythe van de democratie moet overeind worden gehouden, als goedkoopste en meest praktische methode om de macht in handen van een elite te houden. In de woorden van Lasswell: 

The modern world is busy developing a corps of men who do nothing but study the ways and means of changing minds or binding minds to their convictions. Propaganda... is developing its practitioners, its teachers and its theories. It is to be expected that governments will rely increasingly upon the professional propagandists for advice and aid.

 Alex Carey voegde hieraan toe: 

Such control through propaganda is, Lasswell concludes, a response to 'the immensity, the rationality, the willfulness of the modern world. It is the new dynamic of [a] society... [where] more can be won by illusion than by coercion.'

En zo geschiedde. Deze feiten leidden Carey in de jaren tachtig tot de conclusie dat: 

for sixty years in the United States propaganda techniques have been developed and deployed to ensure that, though the common man escape the coercive control of political despotism, he will remain manageable in the service of interests other than his own. Domestic propaganda is propaganda directed... inwards to control and deflect the purposes of the domestic electorate in a democratic country in the interests of privileged segments of that society.

Met als gevolg dat momenteel 1 procent van de Amerikanen meer dan 40 procent van de rijkdommen in het land bezit en meer dan 20 procent van het jaarlijkse inkomen, in een natie waar meer dan 45 miljoen mensen onder de armoedegrens leven, en ondertussen blijft de kloof tussen arm en rijk toenemen, terwijl de middenklasse het afgelopen decennium opzienbarend is uitgedund. Alleen propaganda voorkomt dat de westerling  in opstand komt tegen een systeem dat 85 miljardairs zo rijk heeft gemaakt dat zij nu evenveel bezitten als de helft van de hele mensheid bijeen. Om het onrecht te kunnen verkopen aan de massa moet de werkelijkheid worden gelegitimeerd door een ideologische versie ervan te verspreiden. Al in de achttiende eeuw constateerde de Schotse Verlichtingsfilosoof David Hume met betrekking tot 'the easiness with which the many are governed by the few' en 'the implicit submission with which the many resign their own sentiments and passions to those of their rulers' dat

When we enquire by what means this wonder is brought about we shall find, that as Force is always on the side of the governed, the governors have nothing to support them but opinion. It is therefore, on opinion only that government is founded; and this maxim extends to the most despotic and most military governments, as well as to the most free and most popular. 

En juist vanwege het feit dat de elite zich ideologisch moet rechtvaardigen spelen de massamedia zo'n fundamentele rol. Net als de geestelijkheid in de middeleeuwen heeft de mainstream-journalistiek als taak de bestaande orde te rechtvaardigen. Maar door ondermeer de opkomst van internet hebben de massamedia het monopolie op de berichtgeving en daarmee de waarheidsvinding verloren en blijft het wantrouwen tegen de massamedia almaar toenemen. Duidelijk is geworden dat het huidige neoliberale bestel niets met ware democratie te maken heeft. Immers, in een echte democratie kan de meerderheid een wezenlijke invloed uitoefenen op het eigen bestaan en worden de belangen van de minderheid tot op zekere hoogte gerespecteerd. 

Met andere woorden, wanneer de jonge mainstream-journalist Andreas Kouwenhoven beweert dat 'De traditionele krantenjournalist zijn mening niet [durft] te twitteren uit angst dat hij feiten met meningen vermengt, niet wetende dat die norm op internet al lang niet meer bestaat' is dit kletskoek, in een poging onafhankelijk en objectief te lijken. Maar de enige die Kouwenhoven bedriegt is zichzelf, de rest weet inmiddels uit ervaring al lang dat de zogenaamde kwaliteitsmedia even bevooroordeeld zijn als GeenStijl. De vorm wijkt iets af, maar inhoudelijk is NRC Handelsblad even tendentieus als GeenStijl. Kouwenhoven weet dat ook, aangezien ook hij een twitteraar is, die ongevraagd zijn opvattingen geeft. Zijn opinie dat 'feiten en meningen op GeenStijl dwars door elkaar heen[lopen]' en dat zijn 'kwaliteitskrant' in het bijzonder en de 'traditionele krantenjournalist' in het algemeen zich daaraan niet bezondigt, is een leugen die de geloofwaardigheid van de mainstream-pers nog meer doet afnemen. Een voorbeeld: op 20 maart 2003, de dag waarop de VS in strijd met het internationaal recht met grootscheeps geweld Irak binnenviel en daarmee de grootst denkbare oorlogsmisdaad beging, gaf NRC Handelsblad in een hoofdredactioneel commentaar het volgende advies:

Nu de oorlog is begonnen, moeten president Bush en premier Blair worden gesteund. Die steun kan niet blijven steken in verbale vrijblijvendheid. Dat betekent dus politieke steun - en als het moet ook militaire.

Het absurde was bovendien dat de NRC-hoofdredactie en de redacteuren lieten weten dat zij tegelijkertijd

Aan de casus belli tegen Irak twijfelen,

namelijk dat Irak over massavernietigingswapens beschikte die in 45 minuten via raketten gelanceerd konden worden. De NRCrechtvaardigde de terreur van 'shock and awe' als volgt:

Het Iraakse volk heeft recht op eerbiediging van de mensenrechten en moet kunnen profiteren van de rijkdommen van het land, 

zijnde de oliebronnen, één van de belangrijkste redenen waarom Washington en Wall Street besloten het soevereine Irak te veroveren, zoals achteraf bleek uit de woorden van Alan Greenspan, 18 jaar lang hoofd van de Amerikaanse Federale Bank, dat

het politiek niet van pas komt om te erkennen wat iedereen weet: de Irak oorlog draait grotendeels om olie.

Een feit dat andermaal werd onderstreept toen herfst 2011 de Amerikaanse oud-ambassadeur bij de Verenigde Naties, de jurist John Bolton, op Fox News een mogelijke aanval op Iran rechtvaardigde met de opmerking dat  

Iran er nauwelijks een geheim van maakt dat het naar de hegemonie streeft in de regio van de Perzische Golf, het cruciale olie en gas producerende gebied waarover wij zovele oorlogen hebben gevoerd om onze economie te beschermen tegen de nadelige impact van het verlies van deze voorraden of wanneer we er alleen maar over kunnen beschikken tegen zeer hoge prijzen.


Het kan ook niemand verbazen dat het ministerie van Olie in het centrum van Bagdad als eerste werd bezet door Amerikaanse mariniers, terwijl verderop in de hoofdstad de millennia-oude onbeschermde kunstschatten van de mensheid uit een museum konden worden geroofd. Maar olie als belangrijke reden van de VS om het op één na olierijkste land ter wereld binnen te vallen bleef in de Nederlandse kwaliteitspers verzwegen. En dat kan ook ongestoord omdat, in tegenstelling tot de Angelsaksische wereld, omdat Nederland geen structurele mediakritiek kent op het niveau van bijvoorbeeld http://fair.org/ of http://www.medialens.org/ Ook op academisch niveau kan Nederland qua mediakritiek niet tippen aan datgene wat in de VS en Groot Britannië gebeurt. In het polderland verscheen wel drie jaar lang 'het onafhankelijke blad van onderzoek en analyse van de Nederlandse media,' genaamd Extra! waarin een serieuze poging werd gedaan het niveau van mediakritiek op te krikken. http://www.extra-media.nl/nummer26/index.html Op 7 februari 2003 verscheen in nummer 16 de volgende kritiek op NRC Handelsblad, destijds onder hoofdredacteurschap van Folkert Jensma:

In NRC van 1 februari luchten twee briefschrijvers hun hart naar aanleiding van een tweetal artikelen in NRC rondom de op handen zijnde oorlog tegen Irak. Philippe Boucher laakt de zwakke om niet te zeggen onnozele argumentatie van de Amerikaanse journalist Thomas Lippman, die in NRC uitgebreid de ruimte krijgt om te beweren dat olie echt geen rol speelt bij de Amerikaanse overwegingen Irak aan te vallen. En Nikos Kathaimaktos struikelt over een uitspraak van de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Colin Powell in een lang interview met NRC hoofdredacteur Folkert Jensma. Powell beweert zonder blikken of blozen dat het 'Irak-na-de-oorlog' een land zou moeten zijn dat 'zijn geld gebruikt om de noden van de bevolking te lenigen en (het) niet aan wapens verspilt.' De heer Kathmaiktos vindt deze stelling absurd omdat de VS zelf zo ver van dit ideaal verwijderd zijn.

In tegenstelling tot de briefschrijvers vroeg ik me bij het lezen van beide bekritiseerde stukken veeleer af waar de verantwoordelijkheid van de krant is gebleven als het gaat om informatievoorziening. De vraag naar de rol van olie in het conflict mag niet worden overgelaten aan amateurs, die uiteindelijk verzanden in een welles-nietes-discussie. Zo’n vraag dient onderzocht te worden door journalisten die verstand van zaken hebben, die feiten opspeuren en er een samenhangend artikel over schrijven. Ik heb dit de laatste maanden in NRC (en andere kranten) node gemist terwijl het toch een wezenlijk facet van die hele heisa in het Midden-Oosten vormt. 
  
Uit eigen ervaring weet ik dat onder Folkert Jensma de NRC niet wezenlijk geïnteresseerd is in het argument dat olie een belangrijk motief was van de VS om een agressieoorlog tegen Irak te beginnen. Er was op dat gebied destijds al veel bekend, zoals ik voorafgaand aan de illegale inval uitgebreid had beschreven in een drietal artikelen voor het tijdschrift de Humanist
en in een serie van 5 radioprogramma's voor de VPRO had behandeld, die overigens inmiddels door de hedendaagse VPRO-medewerkers van internet zijn verwijderd.

Maar omdat over olie en Irak bericht kon worden in de Nederlandse commerciële media bleef men dit element verzwijgen. Wel interviewde hoofdredacteur Jensma bijna twee maanden voorafgaand aan het begin van het Amerikaanse en Britse inval in Irak de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Powell. Een fragment eruit: 

-- Hoe lang blijven de VS in Irak? 

Net zo lang als nodig. Dat hebben we vaker gedaan. In Japan, in Europa. Mensen hebben een slecht geheugen, maar we gaan vaker naar landen in nood en zorgen dan voor een oplossing. Daarvoor gebruiken we de middelen van het Amerikaanse volk -- ons geld, ons politieke kapitaal en onze mannen en vrouwen, onze grootste schat. We houden koers, ook als we het moeilijk krijgen. We hebben dat ook in Afghanistan bewezen. Als we de enorme verantwoordelijkheid nemen om een coalitie van gelijkgestemde landen Irak te leiden, als dat echt niet kan worden voorkomen, dan kennen we onze plicht en onze verantwoordelijkheid. We willen dat land intact houden en de humanitaire nood lenigen. En we willen dat land beter achterlaten dan we het aantroffen.

Jensma kon natuurlijk niet helemaal zwijgen over olie, aangezien Shell en Rotterdam, waar destijds NRC Handelsblad nog werd geproduceerd, onlosmakelijk met elkaar verbonden waren. Dus vroeg de hoofdredacteur via een voorzichtige omweg of er ook voor Shell nog wat in het vat zat. Powell antwoordde:

Die olie is van het volk van Irak. Als er een conflict komt en de VS komen tijdelijk aan de macht in een ander land, dan zullen ze met inachtneming van internationaal recht die olievoorraden beschermen en ter beschikking houden van het volk van Irak. Dat de VS die olie zelf zouden willen controleren, is nonsens. Dat klopt ook niet met onze geschiedenis van de laatste vijftig jaar.

Ook die bewering van Powell was een leugen, zoals de NRC wist, maar keurig verzweeg, want het is algemeen bekend dat in Irak’s buurland Iran de CIA in 1953 de democratische regering van premier Mossadeq met geweld ten val had gebracht, nadat zijn regering de Iraanse oliebronnen had genationaliseerd. En ziedaar: ook vandaag de dag worden de westerse oliemaatschappijen beloond. Want ondanks Powell's en de NRC's stellige bewering dat

Het Iraakse volk... moet kunnen profiteren van de rijkdommen van het land,

is de werkelijkheid als volgt: 

Western oil firms remain as US exits Iraq. The end of the US military occupation does not mean Iraqis have full control of their oil. 

Baghdad, Iraq - While the US military has formally ended its occupation of Iraq, some of the largest western oil companies, ExxonMobil, BP and Shell, remain.

Om nog eens te benadrukken dat het hier ging om het vernietigen van de Iraakse massavernietigingswapens stond met grote letters boven het Powell-interview 

OORLOG ZIT NIET IN ONZE GENEN,

met daaronder de geruststellende woorden dat

Volgens minister Powell de VS liever niet [willen] vechten in Irak. Maar ze doen het zeker als het moet, zegt hij,

aldus hoofdredacteur Jensma, die moet hebben geweten dat de VS sinds 1776 slechts 21 jaar niet in oorlog is geweest, oftewel 93 procent van zijn bestaan in oorlog is geweest.  


In verband met de lengte ga ik morgen door met mijn analyse van Kouwenhoven's beweringen. Dan ook over de paradox van een krant die oproept een agressie-oorlog te steunen om vervolgens onafhankelijk over het daarop volgende geweld te berichten.



  

Geen opmerkingen:

Peter Flik en Chuck Berry-Promised Land

mijn unieke collega Peter Flik, die de vrijzinnig protestantse radio omroep de VPRO maakte is niet meer. ik koester duizenden herinneringen ...