woensdag 18 februari 2015

Henk Hofland en de Massa 5


Eén van de redenen waarom de NAVO niet ogenblikkelijk met grootscheeps geweld een regime-change in Syrië afdwong, was volgens opiniemaker Henk Hofland in april 2012 dat: 

de opstandelingen geen duidelijke eenheid [vormden]; het was een onoverzichtelijk conglomeraat van stammen, belangengroepen en misschien godsdienstige fracties.

En dus was, volgens hem, de 'Libische manier' van het aan de macht helpen van rebellen nog de enige optie. Immers 

Met consequente luchtsteun aan de rebellen, en zonder dat ook maar één vreemde soldaat daar voet aan de grond heeft gezet. Onze luchtmacht heeft er ook nog aan meegedaan. President Obama vond er een naam voor: leading from behind. Het is redelijk goed afgelopen. Libië zien we niet meer op de televisie.

Vandaag, 18 februari 2015, waarschuwt de International New York Times in een hoofdredactioneel commentaar voor het resultaat van wat de nestor van de polderpers 'De Libische manier' noemt: 

As this oil-rich nation veers toward complete chaos, world leaders would be wise to redouble efforts led by the United Nations to broker a power-sharing deal among warring factions.

In zijn enthousiasme voor grootscheeps geweld als oplossing voor uiterst ingewikkelde sociale, politieke, economische en culturele problemen, voorzag Hofland niet dat geweld tegengeweld oproept. Het simplisme van dit soort woordvoerders van de gevestigde orde is levensgevaarlijk, niet alleen voor de burgerbevolking in de betrokken landen, maar nu geleidelijk aan ook voor de westerlingen zelf. Nogmaals het commentaar van de Times:

The growth and radicalization of Islamist groups in Libya raise the danger that large parts of the country could become a satellite of the Islamic State.

'Libya has the same features of potentially becoming as bad as what we're seeing in Iraq and Syriua,' Bernardino León, the United Nations envoy to Lybia, said in an interview. 'The difference is that Libya is just a few miles away from Europe.' 

Ik benadruk dit nog eens omdat de dwaze Hofland nu weer een hetze voert tegen Rusland en in De Groene Amsterdammer de geesten rijp maakt voor ditmaal een gewapend conflict met een nucleaire staat. Zijn 'politiek-literaire elite' in de polder is niet in staat zich de consequenties voor te stellen van het westerse massale geweld. Het probleem is dat deze zelfbenoemde 'elite' met haar neoliberale ideologie de werkelijkheid niet kan zien, met als gevolg dat het publiek de mallotige voorstelling van zaken krijgt die dagelijks over iedereen wordt uitgestort, en waarvoor zeker de komende generaties een hoge prijs zullen moeten betalen. Het dringt niet tot de Hollandse intelligentsia door dat 'The Party's Over,' zoals de boektitel luidt van de Amerikaanse journalist Richard Heinberg, fellow at the Post Carbon Institute. Het feest is afgelopen, niet alleen omdat noodzakelijke grondstoffen steeds sneller uitgeput raken, de kloof tussen arm en rijk blijft toenemen, de bevolkingsexplosie doorgaat, de gevolgen van de klimaatverandering almaar ingrijpender worden, maar ook omdat dit parasitaire systeem onherroepelijk tot oorlog leidt, zoals de recente geschiedenis en die van de twintigste eeuw aantonen. Het neokolonialisme dat achter de globalisering schuilgaat kan niet langer meer met grootscheeps geweld wereldwijd worden afgedwongen. De overtolligen, de miljarden ontheemden, de straatarmen staan met de rug tegen de muur, en hebben niets te verliezen in een kapitalistische wereld die 85 mensen zo rijk heeft gemaakt dat ze evenveel bezitten als meer dan 3.500.000.000 mensen tezamen. 

Cijfers liegen niet, ze tonen het morele en nu ook militaire deficit aan van een totalitair functionerende ideologie. Hoe totalitair het systeem in Nederland werkt, blijkt uit het feit dat een voormalig kritisch weekblad als De Groene Amsterdammer een 87-jarige spreekbuis van de gevestigde orde inhuurt om zijn Koude Oorlogsretoriek op lezers los te laten. Wat vroeger 'links' heette, is niet meer in staat een alternatief te verzinnen voor de heersende doctrine. Zelfs de verbeeldingskracht is gekoloniseerd. Het gevolg is dat in 2012 Henk Hofland onweersproken in De Groene kon beweren dat er 'misschien' sprake was van 'godsdienstige fracties,' terwijl al jarenlang Angelsaksische journalisten, hoogleraren, en oud-CIA-functionarissen ervoor hadden gewaarschuwd dat zowel Saoedi-Arabië als Quatar, met stilzwijgende goedkeuring van Washington, Wall Street en Brussel, soennitische extremisten financieel steunden. Laat ik slechts één naam geven van de vele deskundigen die ik op deze weblog het afgelopen decennium geciteerd heb, namelijk die van de Amerikaanse onderzoeksjournalist Robert Dreyfuss, die zowel voor de mainstream media werkt als voor Rolling Stone, The Nation and Mother Jones. De gezaghebbende Dreyfuss analyseerde de steun van Washington aan islamitische fundamentalisten gedetailleerd in Devil's Game. How The United States Helped to Unleash Fundamentalist Islam (2006). Dreyfuss is niet de eerste de beste. Zijn boek werd door Chas W. Freeman, Jr., de voormalige Amerikaanse staatssecretaris van Defensie en oud-ambassadeur in Saoedi-Arabië aangeprezen als

a fluent tour de force -- Dreyfuss skillfully documents the misguided stratagems of generations of statesmen whose attempt to use the Islamic right to Western strategic advantage have helped make political Islam the formidable force it is today... Dreyfuss carefully researched and well-written story will be a revelation to experts on the Islamic world and a shock to concerned Americans.

Kortom, Hoflands 'misschien' toont de grote onwetendheid die achter zijn pedante 'sprezzatura' schuilgaat. Ondertussen bleef hij in 2012 zijn publiek inzake Syrië verzekeren: 

Maar wapenleveranties blijven nog altijd taboe, al tonen Saoedi-Arabië en Qatar nu tekenen van bereidheid. Tekenen, daar schiet je in Homs nog niets mee op.

Verheugd dat deze twee voorbeeldige democratieën nu eindelijk bereid leken om de fundamentalistische koppensnellers in Syrië te financieren, benadrukte Hofland de urgentie ervan door te waarschuwen dat de extremisten in 'Homs' met slechts 'tekenen' helemaal 'niets' opschieten. November 2014 werd bekend:

Militants of the Islamic State group said on Monday that they have captured the Jahar gas field in the central Syrian province of Homs, according to a report by SITE Intelligence Group, a jihadist website monitoring service. 

De Hoflanden in Nederland voelen zich op geen enkele wijze mede verantwoordelijk voor de chaos en de burgerdoden die de door hen gepropageerde geweld veroorzaakt. Dat de westerse bemoeienis in Afghanistan, Irak, Libië, Syrië en nu ook Oekraïne in bloedige burgeroorlogen zijn geëindigd, is een feit waarvan ze niets leren. Helemaal niets, en wel omdat ze ideologisch gehersenspoeld zijn. Zij hebben de wereld niets te bieden, behalve een herhaling van zetten. Als kleine veldheertjes zitten Hofland en zijn 'politiek-literaire elite' achter hun schaakbordjes, druk doende met dezelfde verouderde strategieën die telkens weer tot chaos leiden. Dat daarbij de burgerbevolking elders de grootste slachtoffers zijn interesseert hen niets, zolang zij maar hun status en inkomen veilig kunnen stellen. Hoflands mentaliteit lijkt sprekend op die van de militaire top, die tijdens de Eerste Wereldoorlog geen nieuwe strategie wist te bedenken voor de sterk veranderde wijze van oorlogsvoering. De introductie van onder andere het machinegeweer had de loopgravenoorlog een belachelijk relikwie uit voorbije tijden gemaakt. Bij De Groene Amsterdammer voeren ze nog steeds een loopgravenoorlog. De prijs voor die domheid betaalt straks ook de lezer van dit weekblaadje. Men kan nooit te lang blind blijven voor de werkelijkheid. Dat leert ons de geschiedenis. Begin 2003 schreef ik het volgende in het tijdschrift De Humanist:

Democratisering van het terrorisme

Wat op het eerste gezicht hooguit een historische voetnoot lijkt, blijkt soms bij nader inzien ineens een gebeurtenis van doorslaggevende betekenis te zijn geweest. 

Zo'n voetnoot is de Slag bij Omdurman op twee september 1898, waar voor het eerst in de geschiedenis de zogeheten 'Maxim Gun' operationeel werd, het volautomatische water gekoelde- machinegeweer. En met een verbluffend resultaat. In ongeveer vijf uur tijd had het Britse leger naar schatting 20.000 met zwaarden en speren uitgeruste Soedanezen omgebracht en 22.000 ernstig verwond, een 'onvoorstelbaar percentage slachtoffers van 90 procent!' concludeerde de enthousiaste redacteur van Winston Churchills rapportage over dit bloedbad. Churchills beeldend verslag is te illustrerend om er niet uit te citeren. Zo schrijft hij over 'de zon die op vele duizenden vijandige speerpunten schitterde' en over 'een groot aantal ongelukkige burgers dat werd gedood en verwond,' over 'vele gruwelijke wraakoefeningen' van het Britse leger, deze 'soldaten van wetenschappelijke oorlogsvoering,' over Europese militairen uitgerust met 'de wapens van de beschaving,' die werden ingezet tegen 'deze grote horde meedogenloze wilden' van meer dan 50.000 krijgers, die over een open vlakte naar de Britse linies oprukten. Taferelen die hem aan 'de oude afbeeldingen van de kruisvaarders op het tapijt van Bayeux' deden denken. 

Het was een gruwelijk gezicht, want tot nu toe hadden ze ons nog geen enkel letsel toegebracht, en het leek een onrechtvaardig voordeel om zo wreed toe te slaan terwijl ze daarop geen antwoord konden geven. Niettemin keek ik van nabij vanuit een comfortabele positie uiterst zorgvuldig naar het effect van het vuren… en liet het verdere verloop van de strijd over aan de infanterie en de machinegeweren… De Maxim Guns verbruikten al het water in hun cilinders, en verschillende moesten bijgevuld worden uit de waterflessen van de Cameron Hooglanders voordat ze hun dodelijk werk konden voortzetten.

Over de aanvoerder van de Soedanezen schrijft Churchill: 'Het aanvalsplan van de kalief leek complex te zijn geweest en ingenieus. Het was echter gebaseerd op een grote misrekening van de macht van moderne wapens,' het vernuft van 'de sterkere rassen' en dus 'verdween de laatste hoop van het barbarendom als het schemerduister van de nacht,' maar ook toen 

zij niet in staat bleken op te rukken, waren ze niet bereid zich terug te trekken… onmiddellijk openden de hongerige en oplettende machinegeweren en de alerte infanterie het vuur op hen, hen allen neer maaiend - sommigen van hen dood, anderen in doodsangst… Weer stonden ze op, minder dan voorheen, en renden. Opnieuw spetterden de machinegeweren… De Maxim Guns pulseerden koortsachtig. En opnieuw vielen ze. En zo voorts… Slechts enkelen ontsnapten… De veldkijker onthulde details - honderden kleine witte figuren op elkaar liggend of uiteengeslagen; tientallen hinkten, kropen, strompelden weg… Bruine objecten, bijna de kleur van de aarde, als pollen dood gras of mesthopen, lagen her en der verspreid - de lichamen van krijgers,

gedood door 'de geschoolde soldaten van een civiliserend Rijk.' Om halftwaalf 's ochtends was het beschavingsoffensief afgelopen en concludeerde de Britse bevelhebber Lord Kitchener voldaan dat de vijand 'een flink pak slaag' had gekregen. Zijn eigen leger, met 23.000 man veruit in de minderheid, telde slechts 48 doden en 382 gewonden, een percentage slachtoffers van slechts 2 procent, 'waarmee de superioriteit van de moderne vuurkracht werd aangetoond.' Hetzelfde jaar nog vatte de dichter Hilaire Belloc het nog eens kort en krachtig samen in de fameuze regels: 'Whatever happens, we have got The Maxim Gun, and they have not.' 

Om ook bij hun Europese concurrenten in het imperialistisch streven geen enkele twijfel te laten bestaan over wie nu eigenlijk de supermacht bij uitstek was, hadden de Britten baron Von Tiedemann, verbonden aan de Duitse Generale Staf, uitgenodigd om ter plaatse getuige te kunnen zijn van zoveel technologische overmacht. Hoe diep de baron die dag in Soedan onder de indruk moet zijn geweest, bleek zestien jaar later, toen de Duitsers vanuit hun loopgraven met een eigen kopie van de Maxim Gun hele divisies Britse infanteristen met evenveel gemak wisten te doden. Richten was niet nodig, ze hoefden slechts de trekker over te halen en bingo. 300 kogels per minuut deden hun vijanden, gelijk Soedanese 'wilden,' bij duizenden tegelijk neerstorten. Tijdens de Slag bij de Somme in 1916 konden de keizerlijke troepen een gezamenlijk Brits/Franse doorbraak verhinderen dankzij hun Maschinengewehr 08, en dat nota bene met ruim veertig procent minder manschappen. In vierenhalve maand tijd vielen meer dan een miljoen doden en gewonden. Alleen al op de eerste dag van de slag werden 58.000 Britse soldaten slachtoffer van vooral het spervuur van de machinegeweren, overigens zonder dat het Britse opperbevel daaruit onmiddellijk een strategische les trok. Kennelijk beseften zelfs de Britten niet hoe wezenlijk het machinegeweer de oorlogsvoering had veranderd. Opnieuw was met overdonderend succes de uitvinding ingezet van de Amerikaan Hiram Maxim, de man die nog in 1881 doelloos in Parijs een tentoonstelling had bezocht en daar toevallig iemand tegen het lijf was gelopen die hem had geadviseerd: 'Als u veel geld wilt maken vindt dan iets uit dat deze Europeanen in staat stelt elkaar met groter gemak om zeep te helpen.' Er kleefde maar één nadeel aan: het gewicht, 62 kilo inclusief statief. Ongeveer een man of zes was nodig om het te verslepen en te bedienen en het kon dus alleen als verdedigingswapen in stelling worden gebracht. Maar dankzij de vindingrijkheid van de Westerse beschaving beschikken we nu over machinegeweren die nog geen vijf kilo wegen en dus als aanvalswapen kunnen dienen, waardoor zelfs kindsoldaten hem kunnen gebruiken. Sommige van deze lichtgewichten schieten met een snelheid van 1000 kogels per minuut en zijn tegen uiterst schappelijke prijzen te koop. Intussen wordt de enorme vooruitgang in wapentechnologie alom geprezen door makers en gebruikers ervan en de ontwikkeling van nog kleiner en nog vernietigender moordtuig is nog lang niet in zicht. 

Ondanks deze adembenemende ontwikkeling zitten de westerlingen toch met een probleem opgescheept dat nog niet in zijn volle omvang wordt beseft en dat ik kortweg de 'Wet Van Maxim' zal noemen. Eerst even een korte aanloop. Wat bij Omdurman gebeurde was natuurlijk geen slag maar een slachtpartij, machinaal moorden, terrorisme op grote schaal, begaan door een kolonialistisch rijk dat zijn grondstoffen wilde veilig stellen, in dit geval katoen uit Egypte voor de Engelse textielindustrie. Daarom moesten de bronnen van de Nijl worden veilig gesteld tegen de imperialistische plannen van Duitsland en vooral van Frankrijk, dat de Soedan al was binnengedrongen. Zelfs de toen 25 jaar oude Churchill leed onder het besef dat het geen heroïsche strijd was geweest tussen twee gelijkwaardige partijen, maar een onvoorstelbaar wreed bloedbad tegen een technologisch inferieur volk. Hij huilde na de slag en schreef vier maanden later in een brief aan zijn moeder: 'Onze overwinning werd onteerd door de onmenselijke slachting van de gewonden en Lord Kitchener was hiervoor verantwoordelijk.' Dezelfde Kitchener die een inktpot wilde laten maken van de schedel van een Soedenase heilige om de vernedering te volmaken. Het is dezelfde terreur die de Europese koloniale rijken vijf eeuwen lang begingen tegen technologisch inferieure volkeren, die de bron van onze welvaart waren en nog steeds zijn. De Amerikaanse publicist James Bowman vergeleek onlangs Churchills lovende rapportage van de Slag bij Omdurman met de wijze waarop het succes van de Amerikaanse wapens tijdens de Golf Oorlog is beschreven, met als enig verschil dat kruisraketten de Maxim Gun hebben vervangen. 

En veronderstelt ook maar iemand dat George W. Bush momenteel over een oorlog in Irak zou spreken als we niet het 21ste eeuwse equivalent van de Maxim Gun zouden bezitten? Het is juist vanwege het feit dat 'they have not' dat Bush zich voor een oorlog uitspreekt,

aldus Bowman daarbij verwijzend naar Hilaire Bellocs dichtregel. Ook nu weer gaat het om een grondstof: olie. Larry Lindsey, economisch adviseur van president Bush, verklaarde op 17 september j.l tegenover de London Telegraph: 'Het met succes voeren van de oorlog zal goed zijn voor de economie.' En dat terwijl een gewapend conflict met Irak 215 miljard dollar kan gaan kosten, over het aantal mensenlevens wordt door de ideologen van het neoliberalisme niet gesproken, want het gaat per slot van rekening om business. De Washington Post publiceerde op 15 september 2002 onder de niets verhullende kop: 'In het scenario van de Irakese oorlog is olie de belangrijkste kwestie' het volgende: 

Een door de Amerikanen geleid initiatief om de Irakese president Saddam Hoessein ten val te brengen kan een rijke oliebron aanboren voor Amerikaanse oliemaatschappijen die al sinds lang uit Irak zijn verbannen, waarbij olie transacties tussen Bagdad en Rusland, Frankrijk en andere landen getorpedeerd zullen worden… Amerikaanse en buitenlandse oliemaatschappijen zijn al begonnen met tactische manoeuvres om een zakelijk belang te verwerven in de bewezen gigantische oliereserves van 112 miljard vaten, buiten Saoedie Arabie de grootste reserves ter wereld… 'Het is tamelijk simpel,' zei de voormalige CIA directeur R. James Woolsey, die één van de vooraanstaande pleitbezorgers is geweest van het ten val brengen van Hoessein. 'Frankrijk en Rusland hebben oliemaatschappijen en belangen in Irak. Ze moeten verteld worden dat als ze willen meewerken bij het aan de macht helpen van een fatsoenlijke regering in Irak, wij onze uiterste best zullen doen om te garanderen dat een nieuwe regering en Amerikaanse maatschappijen nauw met hen zullen samenwerken.' Maar hij voegde eraan toe: 'Als ze de kant van Saddam kiezen, zal het moeilijk zo niet onmogelijk worden om de nieuwe Irakese regering ervan te overtuigen met hen samen te werken.'

Op de achtergrond speelt mee dat een korte succesvolle oorlog de mogelijkheid schept om de macht van het OPEC-kartel te breken, zoals het Amerikaanse tijdschrift Fortune eind november 2002 meldde. Fadhil Chalabi, een voor Saddam 'gevluchte' Irakese oud-minister van olie verklaarde daarover: 'Het zou niet in Irak's belang zijn met de OPEC samen te werken,' en wel omdat elk vat nodig is voor de wederopbouw van zijn land, waardoor de Irakese olie 'een alternatief voor Saoedische olie zal worden.' Het gevolg zal zijn dat de Amerikanen het voor hen onbetrouwbaar gebleken Saoedisch koningshuis weer onder zware druk kunnen zetten. Met andere woorden: het is alles of niets in het machtsspel van politieke en economische chantage. Net als na de Eerste en Tweede Wereldoorlog worden de buit en de wereld weer verdeeld. En daarom moet er nu een oorlog gevoerd worden tegen de Irakese bevolking. Zeven jaar geleden zag ik in Irak de gevolgen van de vorige Golfoorlog, waarbij de totale infrastructuur van het land werd vernietigd. In 1995 bezocht ik in het grote en moderne kinderhospitaal van Bagdad uitgemergelde kleuters die aan kanker stierven als gevolg van de grootschalige inzet van Britse en Amerikaanse granaten en kogels. De punten ervan waren bekleed met verarmd uranium, een afvalproduct van de nucleaire industrie. Het voordeel van deze giftige en radioactieve munitie is dat ze tweeënhalf keer zo hard is als staal en daardoor elk vijandelijk object eenvoudig kan uitschakelen. Treffen ze doel dan exploderen ze, waarbij zo'n grote hitte vrijkomt dat bijvoorbeeld een tank ogenblikkelijk in lichterlaaie staat. Tegelijkertijd ontsnappen er radioactieve stofdeeltjes, die indien ze worden ingeademd longkanker veroorzaken. Tijdens de Golfoorlog zijn 944.000 verarmd uraniumkogels en 4.000 verarmd uranium granaten afgeschoten. De inzet ervan was zo succesvol dat een expert het vergeleek met de invloed van het machinegeweer op de praktijk van de oorlogsvoering. Het Pentagon was al die tijd op de hoogte van het gevaar. Maar pas een week na het staakt-het-vuren waarschuwde het de Amerikaanse eenheden in het Golfgebied dat 'van elk object dat door een verarmd uranium kogel of granaat is geraakt, aangenomen kan worden dat het met verarmd uranium is besmet.' Die boodschap was evenwel niet gericht aan de Irakese kinderen die in besmet gebied speelden en de neergeslagen radioactieve stofdeeltjes inademden. Hoewel de tv-kijker thuis het beeld kreeg voorgeschoteld van een 'schone oorlog,' gevoerd met 'surgical strikes,' bestond slechts 7 procent uit zogenaamde 'smartbombs,' waarvan bovendien, volgens de Amerikaanse strijdkrachten zelf, 20 procent zijn doel mistte. Hoeveel burgers precies om het leven zijn gekomen door de in totaal 88,5 miljoen kilo bommen blijft gissen. Wel is bekend dat door de gevolgen van de oorlog en de economische boycot meer dan een miljoen Iraki's, het merendeel kinderen, om het leven is gekomen. Ook hier geldt: dit is geen oorlog maar een terroristische slachtpartij. Desondanks zullen in een nieuwe 'oorlog' deze wapens wederom op grote schaal worden gebruikt. De Geneefse Conventies, mensenrechten, humanisme, democratie spelen daarbij geen enkele rol; het gaat immers om geld. 

Dit alles voert ons als vanzelf naar de 'Wet van Maxim.' Die luidt aldus: hoog technologisch wapentuig wordt door de marktwerking steeds goedkoper waardoor het in toenemende mate binnen het bereik komt van steeds grotere groepen. We zien een onvermijdelijk proces van kleiner, goedkoper en effectiever met als gevolg dat oorlogsmateriaal zich verspreidt als olie op water en elke technologische voorsprong onherroepelijk tenietgaat. 'Niets evenaart de perfectie van onze oorlogsmachines,' constateerde de Franse socioloog Jacques Ellul in zijn indrukwekkende studie The Technological Society (1964). Gedocumenteerd zet hij uiteen dat techniek voor geen enkele fysieke of psychische grens stopt. Techniek is namelijk neutraal, amoreel en autonoom, vernietigt de traditionele ethiek en ideologie en verandert al het kwalitatieve in het kwantitatieve. Op die manier fungeert het als de ware metafysica van de moderne tijd. Zo beschreef ook Ernst Jünger het in 'Oorlogsroes (2002), zijn getuigenverslag over de Eerste Wereldoorlog. De veronderstelling dat massavernietigingswapens in handen van een enkele grootmacht kunnen blijven, is onjuist. Dat bewezen de Duitsers al in 1916 met hun Maschinengewehr 08 en dit feit wordt nu opnieuw aangetoond door de proliferatie van nucleaire wapens. Israël bijvoorbeeld beschikt erover, de VS gedoogt dat, met als gevolg dat ook andere landen in de regio zich genoodzaakt zien om dergelijke terroristische wapens te ontwikkelen. Aangezien kennis en geld zich onvermijdelijk verspreiden zullen ook zij op den duur die geavanceerde wapens bezitten, atomaire, bacteriologische of uiterst goedkope chemische. En niet alleen landen, maar ook zogeheten sub-nationale groeperingen die in hun machtsstreven even meedogenloos zijn als de zogeheten beschaafde naties. Het enige nieuwe is dat, alweer volgens de 'Wet van Maxim,' onze technologie vanaf nu ook tegen ons gericht zal zijn. Wij, de geciviliseerde Westerlingen moeten daar niet louter verontwaardigd op reageren. Zolang het Westen zelf het internationaal recht schenden in zijn jacht op grondstoffen en markten, kan niet van anderen worden verwacht dat zij zich wel aan vast omlijnde normen en waarden houden. Dat doen ook het Westen niet. De westerling zal zijn lot als het ware stoïcijns moeten dragen. 'Het onrechtvaardig voordeel om zo wreed toe te slaan,' is niet langer meer een 'voorrecht' waarover alleen het Westen beschikt. Net als de Soedanezen in 1898 en de Britten in de Eerste Wereldoorlog beseft de westerling nog steeds niet hoe wezenlijk de wijze van oorlogsvoering is veranderd en net als de Europeanen in de Eerste Wereldoorlog zal de westerling nu de consequenties van die 'grote misrekening' aan den lijve ondervinden. Het terrorisme is geglobaliseerd en gedemocratiseerd. De Twin Towers in New York, het musicaltheater in Moskou, een discotheek op Bali, het is pas het begin. De volgende keer kan het Londen, Parijs of Amsterdam zijn. Het is de prijs die we moeten betalen om ons welvaartspeil hoog te houden ten koste van die miljarden andere - geterroriseerde en berooide - wereldbewoners.

Tot zover datgene wat ik twaalf jaar geleden schreef. Vandaag de dag valt steeds meer op dat de officiële opiniemakers op elk gebied ernaast zitten, en dat niet één keer, maar met de regelmaat van de klok. Met Irak's 'massavernietigingswapens' zaten de mainstream-media ernaast, eveneens met Obama's 'Change We can Believe In,'  met de overwinning op de 'Afghaanse Taliban,' met het vurige 'verlangen naar democratie van de Libische bevolking,' met de 'neoliberale deregulering en privatisering' die een 'vrije markt' mogelijk zouden maken, maar die tot de kredietcrisis van 2008 leidde, etc. Men kan het zo gek niet verzinnen of de mainstream-pers verkochten illusies. Dat ze nog steeds niets hiervan hebben geleerd is illustrerend voor het westerse totalitarisme. 


  

Vers uit de TARDIS: Russische tanks maken een reis door tijd en ruimte

Daags na de stommiteit van senator Jim Inhofe in Amerika die oud fotomateriaal uit 2008 van Russische tanks in Zuid-Ossetië presenteerde om te bewijzen dat er daadwerkelijk tanks van het Russische leger in Oekraïne zouden zijn, doet de ZDF een eigen Inhofe-tje door dezelfde tijd en ruimte-truc toe te passen.

In navolging van onze eigen NOS vond de Duitse ZDF het schijnbaar ook al verantwoord om nog meer hersenspinsels van de Oekraiense autoriteiten te publiceren, met dit verschil dat de ZDF zelfs de aanhalingstekens achterwege liet, en daarnaast ook nog bewust naar een foto heeft gezocht die valselijk de indruk wekt dat er Russische tanks tanks van het Russische leger aanwezig zouden zijn in Oekraïne. En dat is een serieus journalistiek vergrijp.

Hier foto's die ZDF presenteerde en daarnaast de oorspronkelijke foto's uit 2009 en de oorspronkelijke locatie, Georgië:


Wat het zo schrijnend maakt is dat er haast geen andere verklaring mogelijk dan dat er opzettelijk bedrog is gepleegd. Ten eerst had je foto achterwege kunnen laten, of een algemene stockfoto van een Russische tank kunnen uitzoeken. Maar als je dan een foto uitzoekt die een duidelijk afbeelding is van een Russische tank van het Russische leger in actie en dan ook nog eens in het bijschrift een gedetailleerde beschrijving levert van plaats en tijd, is dat geen toevallige fout:

"Russische gepantserde voertuigen trekken door Isvarino in de Loegansk regio, 12 februari 2015"

 Een groep die zich 'Permanent Open Committee of Media Monitoring' noemt, ontdekte het bedrog en tekende bezwaar aan bij ZDF.

Inmiddels is de pagina gecorrigeerd d.w.z. de gewraakte foto en tekst zijn verwijderd en vervangen. Inhoudelijk is er niets veranderd aan het artikel, uit niets blijkt dat de claim vanuit Kiev totaal ongegrond is. De foto en tekst refereert nu aan het Russisch machtsvertoon langs de grens met Oekraïne ten tijde van het hevige Oekraïense offensief, augustus vorig jaar, tegen de opstandige steden Donetsk en Loegansk. Totaal niet ter zake doend dus.
Behalve als je dan herinneringen op wil halen aan een net zo gênante journalistieke zeperd zoals met het nepincident van 14 augustus 2014 toen de Britse journalisten Shaun Walker (Guardian) en Roland Oliphant (Telegraph) beiden beweerden ooggetuige te zijn geweest van een invasie door Russische tanks en ander legermaterieel, onder dekking van het humanitaire hulpkonvooi dat door de Russen was georganiseerd.


Ook toen bleek veel achtergrondinformatie afkomstig van de woordvoerders uit Kiev en bleken de ooggetuigenverklaringen van de twee luchtspiegelingen te zijn want er is daarna nooit meer iets vernomen van deze 'militaire inval' en ook de bewering van Kiev 'De colonne is vernietigd' is nooit door middel van enig beeldmateriaal bevestigd.

Reden genoeg voor een zichzelf respecterend nieuwsmedium om een volgende keer voorzichtiger om te springen met informatie die aangeleverd wordt uit onbetrouwbare bronnen.
Zou je zo zeggen.
Maar aangezien we daar al lang niet meer op kunnen rekenen is het aan ons, lezers, de taak om selectief op zoek te gaan naar betrouwbare alternatieven.

http://goed-fout.blogspot.nl/2015/02/vers-uit-de-tardis-russische-tanks.html


MEET THE FORCES THAT ARE PUSHING OBAMA TOWARD A NEW COLD WAR

Obama hasn’t ruled out sending weapons to Kiev if the latest ceasefire breaks down. What’s actually driving the hard line against Russia?



Who are the stateside policy wonks so insistent on reviving the Cold War over Ukraine?
The powers with the most skin in the game — France, Germany, Russia and Ukraine — have agreed to a shaky truce. The accord, reached on February 12, outlines the terms for a ceasefire between Kiev and the pro-Russian, breakaway provinces in Eastern Ukraine. It envisages a withdrawal of heavy weaponry followed by local elections and constitutional reform by the end of 2015, granting more autonomy to the war-torn regions bordering Russia.
But not all is quiet on the eastern front. Kiev alleges that the ceasefire has already been undermined. An almost identical compromise, reached in September, broke down soon after. The conflict between Kiev and ethnic Russian separatists has officially killed over 5,300 people to date.
President Obama has said that he won’t rule out arming Ukraine if the recent deal goes the same way as its predecessor. His comments echo the advice of a report issued a week prior by three prominent U.S. think tanks: the Brookings Institute, the Atlantic Council, and the Chicago Council on Global Affairs. The report advocated sending $1 billion worth of “defensive” military assistance to Kiev’s new pro-Western government.
If followed, those recommendations would bring the U.S. and Russia the closest to conflict since the heyday of the Cold War. Russia has said that it would “respond asymmetrically against Washington or its allies on other fronts” if the U.S. supplies weapons to Kiev.
Moscow’s national-security interests are clear. Washington’s are as well, albeit unrelated to the security of the nation in any meaningful sense. Given the stakes, the hard line being pushed against Russia can’t solely be attributed to “Great Game” strategy — the long-running chess battle to control global energy flows.
Different players have different motives. At times they overlap; elsewhere they diverge.
As for those in the K Street elite pushing Uncle Sam to confront the bear, it isn’t hard to see what they have to gain: Just take a look at the history behind their Beltway-bandit benefactors.

No Reds Means Seeing Red


Following the end of the Cold War, defense cuts had presented bottom-line problems for American businesses that relied exclusively on Pentagon contracts, notably the U.S. arms industry. Weapons dealers were told by the Department of Defense that they had to massively restructure or go bust.
Luckily, carrots were offered. Norm Augustine, a former undersecretary of the Army, advised Defense Secretary William Perry to cover the costs of the forthcoming industry mergers and acquisitions.
Augustine had a lot to gain from such advice. He was then the CEO of Martin Marietta. Thanks to the merger subsidies, Augustine would become the head of the world’s largest defense contractor, Lockheed Martin, in 1995.








Norm Augustine

Augustine had displayed considerable foresight. Knowing that U.S. weapons procurement would falter, he was already thinking of future export markets for his company’s goods. In his capacity as the chairman of a Pentagon advisory council on arms-export policy, he was able to secure yet more subsidy guarantees for weapons sales to former Warsaw Pact countries.
But in order to buy the types of expensive weapons that would stabilize the industry’s books, those countries had to enter into an alliance with the U.S.
Other outfits were also ailing during this period. One was the RAND Corporation. Originally a creature of the Douglas Aircraft Company — now part of Boeing — RAND relied almost exclusively on producing scientific research and analysis for the Pentagon. As early as 1993, hardline RAND analysts like Ronald Asmus began advancing the idea that NATO expansion into the former Soviet bloc would assure European peace, not irk Russia.
Yet some members of Congress were still wary of shelling money to expand a military alliance that had, on its face, no rationale to exist with the U.S.S.R. gone.
Enter the U.S. Committee to Expand NATO. Formed in 1996, the half-lobbying group, half-think tank wined and dined elected officials to secure their support for NATO enlargement. Meanwhile, Lockheed buttressed its efforts by spending at least $1,583,200 in federal contributions for the 1996 campaign cycle.
The Committee had billed itself as an altruistic coterie of Americans seeking to keep the newly liberated Soviet states free from Russian influence — a promise that could only be kept by a military alliance like NATO. Its board was ideologically diverse, including neocons Paul Wolfowitz and Richard Perle, as well as Clinton stalwarts David Rothkopf and Greg Craig.
In a sense, the Committee was indeed charitable. Its founder and chairman, Bruce Jackson, was so principled in his desire to see freedom in Central and Eastern Europe that he didn’t even take a salary.
He didn’t have to. Jackson was a vice president at Lockheed Martin.
By Clinton’s second term, everyone was on board. Ron Asmus, the former RAND Corporation analyst and the “intellectual progenitor” of NATO expansion (who would later co-chair the Committee to Expand NATO), was appointed to the State Department. In that capacity, he worked with Clinton’s diplomatic point man on Eastern Europe, Strobe Talbott (more on him below).
Poland, Hungary and the Czech Republic were all in NATO come 1999. The Baltic States would soon follow. By 2003, those initial inductees had arranged deals to buy just short of $5 billion in fighter jets from Lockheed.








Bruce Jackson of the U.S. Committee to Expand NATO

As for freedom-purveyor Bruce Jackson, he began running a new outfit in 2002. It was called the Committee for the Liberation of Iraq.
(36 Lockheed-manufactured F-16s are currently slated for delivery to the newly “liberated” Iraqi government at an estimated cost of $3 billion.)

Endless Brooks of Corporate Cash

The Brookings Institute is Washington’s oldest think tank. Its research used to be funded by a large endowment and no-strings-attached grants from foundations and philanthropists.
But all of that changed when Strobe Talbott — Clinton’s Deputy Secretary of State, an important proponent of NATO expansion and one of the co-authors of the recent Ukraine report — became its president in 2002.
Talbott sought to bolster Brookings’ coffers with aggressive corporate fundraising, taking it from annual revenues of $32 million in 2003 to $100 million by 2013. Though always corporate-friendly, Brookings has become little more than a pay-to-play research hub under Talbott’s reign.
Brookings’ donors represent a wide swath of corporate interests seeking to influence U.S. government policy across the globe. Many of them, as listed by the Center for Media and Democracy, have significant interests in Ukraine.
Among the many corporate donors to Brookings are Boeing, General Dynamics, Raytheon, Northrup Grumman, Lockheed Martin and cyber-defense contractor Booz Allen Hamilton.
Brookings’ board of trustees is co-chaired by David M. Rubenstein, the co-founder and CEO of the Carlyle Group, a private equity firm.








David M. Rubenstein of the Carlyle Group and the Brookings Institute

One of the companies in which Carlyle holds a controlling stake is Booz Allen Hamilton.
Booz, which both sells to and operates within the U.S. military and intelligence apparatus, counts four former Carlyle executives among its directors. Ronald Sanders, a vice president at Booz, serves on the faculty of Brookings.
Booz has been active with the United States Agency for International Development (USAID) in Ukraine since at least 2012.
USAID has a shady history, about which I’ve written before. Its “democracy promotion” activities in nations antagonistic to the U.S., often done in tandem with a slew of public-private enterprises within the National Endowment for Democracy (NED), have long been suspected as being efforts at regime change.
Take, for example, Ukraine’s first tilt westward during the 2004 election — the so-called “Orange Revolution.”
Kremlin-favorite Victor Yanukovych had won the election but was unseated by massive protests — the mobs claimed it had been rigged. But those protests began before the election results were even tallied, “after reports of fraud were circulated in the form of leaflets printed and distributed” by a pro-Western Ukrainian foundation that received substantial funding from USAID.

Boardwalk Empire


The American ambassador to Ukraine during the 2004 election was John Herbst. He is now the director of the Dinu Patriciu Eurasia Center at the Atlantic Council and is also listed as a co-author of the recent think-tank report.
The Atlantic Council was formed in 1961 as a “consolidation of the U.S. citizen groups supporting” NATO, according to its website.
One of its directors is Stephen Hadley, a former national security advisor to George W. Bush.
Hadley was the driving force behind the creation of the U.S. Committee to Expand NATO (he sat on its board), as well as the Committee for the Liberation of Iraq. Prior to joining the Bush White House, he was also a lawyer for Shea & Gardner, whose clients included Lockheed Martin.
Hadley is currently a director at Raytheon.
He isn’t the only veteran of the U.S. Committee to Expand NATO who’s now involved with the Atlantic Council. Julie Finley, a longtime Republican political operative, is as well.
Yet another director of the Atlantic Council is retired General James Cartwright. The former vice chair of the Joint Chiefs of Staff, Cartwright has remained quite active since his retirement. He’s “an advisor to defense and intelligence contractor TASC, defense consulting firm Accenture, and Enlightenment Capital, a private equity firm with defense investments,” according to the Public Accountability Initiative.








Ret. Gen. James Cartwright of the Atlantic Council and Raytheon.

Cartwright also sits on the board of Raytheon, a position that earned him $124,000 in 2012.
Other notable members of the Atlantic Council include:
  • R. Nicholas Burns: Former diplomat and current senior counselor at The Cohen Group, a consulting firm which advises, among other defense manufacturers, Lockheed Martin.
  • Joseph W. Ralston: Former vice chairman of the Joint Chiefs of Staff and current director at Lockheed Martin.
  • James A. Baker III: George H.W. Bush’s Secretary of State and partner at the law firm Baker Botts, which represents many defense companies.
  • Thomas R. Pickering: Former vice president of Boeing.

Chi-Town Chickenhawks

Another author of the Ukraine think-tank report is the former U.S. ambassador to NATO and current president of the Chicago Council on Global Affairs, Ivo Daalder.
Daalder was a member of the Hart-Rudman Commission from 1998–2001. It was chartered by Clinton Defense Secretary William Cohen. After completing his service, Cohen formed the Cohen Group, the aforementioned, defense-affiliated consulting firm. Two of the Cohen Group’s senior officials sit on Lockheed’s board of directors.
Cohen’s commission was tasked with outlining the major shifts in national security strategy for the 21st century. Among its commissioners was none other than Lockheed’s Norm Augustine.
The commission concluded that the Department of Defense and intelligence community should drastically reduce their infrastructure costs by outsourcing and privatizing key functions, especially in the field of information technology. The main beneficiaries have been America’s major defense contractors: Raytheon, Lockheed Martin, Northrup Grumman, Boeing, Booz Allen Hamilton and General Dynamics.
Daalder’s benefactor and the outgoing chairman of the board at the Chicago Council is Lester Crown, chair of Henry Crown & Co., an investment firm that handles the fortune started by Lester’s father, Henry Crown.








Lester Crown

Henry put the “dynamic” in General Dynamics, helping to turn the war profiteer into the world’s largest weapons manufacturer by the time Lester became its chairman in 1986. The defense behemoth remains the single largest source of the family’s treasure. They’re currently the 35th richest clan in America.
General Dynamics produces many of the equipment types that are proposed for transfer to Ukraine in the think-tank report.
General Dynamics’ revenue tripled between 2000 and 2010 as it acquired at least 11 smaller firms that specialized in exactly the sorts of services recommended for outsourcing by the Hart-Rudman commission. Roughly one-third of GD’s overall revenue in 2013, the same year that Daalder was appointed president of the Council by Crown, came from its Information Systems and Technology division.
Crown’s tapped successor is Glenn Tilton, the recently departed head of JPMorgan Chase’s Midwest division. He is currently a director at Chevron, which inked a potential $10 billion shale gas deal with Ukraine in late 2013. (It has since pulled out, citing regulatory issues, amidst the unrest.) Tilton also serves as a director of Abbott Laboratories and its spinoff, AbbVie Inc., which manufactures pharmaceuticals.
Chevron, Abbott, and AbbVie — which announced its foray into the Ukrainian market in late 2013, around the time that the Euromaidan protests began — all serve as corporate directors of the U.S.-Ukraine Business Council (USUBC). The council was “established in October 1995 to advance U.S. companies’ trade and investment interests in Ukraine’s significant emerging market,” according to its website. It boasts Jay Thompson, Chevron’s international government affairs director, among its executive committee.
Two of the authors of the think-tank report on Ukraine serve as senior advisors to USUBC.
Other USUBC executive committee members include:
  • Bryan Lopp: Director of Boeing.
  • Brigitte Dias Ferreira: Counsel for John Deere Public Affairs Worldwide.
  • Stephanie Murphy: Director at Monsanto.
  • David Woodruff: Senior Director at Archer Daniels Midland (ADM).
  • Van A. Yeutter: Vice President at Cargill.

Harvesting Ukraine


Those preceding four are important because of the nature of their businesses. ADM, Cargill and Monsanto are huge agribusiness firms, while John Deere specializes in the production of agricultural machinery.
Ukraine is known as the “bread basket of Europe” for a reason. It’s the world’s fifth-largest exporter of wheat.
The Euromaidan protests in late 2013, which begot the pro-Western coup in Kiev, began over then-President Yanukovych’s decision to scrap a trade pact with the European Union. Tagged along with that deal was a $17 billion IMF bailout package for Ukraine’s struggling economy.
Among the stipulations of the IMF loan were provisions that lifted a moratorium on foreign investment in Ukraine’s agricultural land.
“Ukraine and, to a wider extent, Eastern Europe, are among the most promising growth markets for farm-equipment giant Deere, as well as seed producers Monsanto and DuPont,” said the research director for Piper Jaffray, an investment bank, as quoted in a 2014 report by the Oakland Institute.
A new $40 billion IMF deal was just reached with Kiev, accompanying the latest ceasefire. Its exact terms remain unknown, but “the program will require the authorities’ steadfast determination to reform the economy” — the standard code for allowing Western capital’s foot into formerly cordoned-off doors of victim economies — according to IMF Chief Christine Lagarde.
Lagarde’s counterpart in negotiations over that deal was Ukrainian Prime Minister Arseniy Yatsenyuk. He was installed following the 2014 coup that ousted Yanukovych and his pro-Russian cronies.
Yatsenyuk’s appointment as prime minister raised eyebrows in certain corners.
In a phone call between Victoria Nuland, America’s top European diplomat, and the U.S. ambassador to Ukraine, Geoffrey Pyatt, Yatsenyuk was highlighted as Washington’s number one choice to be Ukraine’s next prime minister — just before being appointed as Ukraine’s prime minister.
At the time, the State Department was vociferously denying that it was meddling in Ukrainian affairs. Unfortunately for them, the phone call was wiretapped, likely by Russian intelligence, and leaked online.
Nuland is currently overseeing Obama’s diplomatic moves in Ukraine. A longtime State Department official, she was the chief of staff for Strobe Talbott while he was overseeing the first round of NATO expansion. She’s also the wife of neocon-savant Robert Kagan.
Kagan is a former Reagan State Department official and is currently a senior fellow at the Brookings Institute, producing research for his wife’s old boss.
In the late 1990s, Kagan sat on the board of, among other hawkish think tanks, the U.S. Committee to Expand NATO.

Profits, Prospects and Priorities

Many might presume that a learned man like President Obama wouldn’t risk an unnecessary proxy war with Russia just for the sake of U.S. corporate profits.
Unfortunately, there’s reason to be pessimistic beyond his track record.
In 2008, James Crown — who sits on the board of General Dynamics with his father Lester — and his wife raised millions of dollars for Obama as two of the presidential candidate’s largest “bundlers” nationwide. Lester Crown claims that he’s been an Obama supporter ever since he first met the president.
Crown was first introduced to the future president in the summer of 1989 when he was a 27-year old intern at the law firm Sidley Austin. It was a pivotal time for Barry; he met Michelle, who would later become his wife, that summer as well.
The connections were apparently a match made in heaven.
The First Lady serves on the board of the Chicago Council also.

Geen opmerkingen:

Peter Flik en Chuck Berry-Promised Land

mijn unieke collega Peter Flik, die de vrijzinnig protestantse radio omroep de VPRO maakte is niet meer. ik koester duizenden herinneringen ...