woensdag 29 januari 2014

De Mainstream Pers 129


Ondanks het feit dat het Nederlandse gezag bij verschillende opstanden in 'Ons-Indië' naar schatting 200.000 mensen om het leven had laten brengen, was Catrinus Mak volgens De eeuw van mijn vader van mening dat 'de nationalistische opstand' na de Tweede Wereldoorlog 'zo snel mogelijk de kop moest worden ingedrukt.' Sterker nog, Mak senior was als legerpredikant verbonden aan 'de Nederlandse troepen die op Bali, Makassar en Lombok de nationalistische opstand moesten bedwingen en de orde moesten handhaven.' Geen woord die in de boeken van Mak zo vaak voorkomt als het begrip 'orde.' En telkens weer misbruikt hij dit begrip, aangezien Mak het in werkelijkheid heeft over de koloniale dan wel neo-koloniale 'orde,' waarbij vandaag de dag nog steeds dagelijks 20.000 kinderen van honger omkomen en 'despite the fact that people are linked ever more closely by trade, travel and instant communication, the world remains divided by vast differences between rich countries and poor countries.' In een land als Congo, dat qua grondstoffen één van de rijkste gebieden ter wereld is, leeft 71 procent van de bevolking onder de armoedegrens, waardoor het nu het armste land ter wereld is. 

De 'orde' voor de Europeaan van 'Geen Jorwerd zonder Brussel' is in werkelijkheid een wanorde voor de slachtoffers ervan.  Een chaos waartegen laatst genoemden al lang in verzet zijn gekomen. De 'nationalistische opstand' waarover Mak junior het heeft was in feite een 'vrijheidsstrijd' tegen een gewelddadige bezetter. Maar zelfs tot na de oorlog wilde Catrinus Mak benevens al die andere 'kleine luyden' en de elite in het moederland niets weten van enige onafhankelijkheid van Nederlands-Indië. En dus probeerde het net bevrijde Nederland met geweld en terreur het verzet tegen de koloniale onderdrukking te vernietigen. In de eufemistische terminologie van Geert Mak:

Dat ging niet met zachte hand. Er was een flink contingent oud-SS'ers met de troepen meegekomen, die zo de kans kregen om zich te 'rehabiliteren.' De reden lag voor de hand: het Nederlandse leger kon op deze manier snel beschikken over grote aantallen ervaren en goed getrainde soldaten. Volgens regeringsstukken die later zijn vrijgegeven betrof het hier zo'n vijftien- à dertigduizend man, minstens een op de zes van de uitgezonden militairen. 
Bovendien had de Nederlandse regering op sommige plaatsen besloten tot de strategie van de zogenaamde contraterreur. […] Er werd gemarteld, gevangenen werden zonder vorm van proces uit een gevangenis gehaald en doodgeschoten en soms liet Westerling (commandant Speciale Troepen. svh) verdachte 'terroristen' twee aan twee worstelen. De verliezer kreeg de kogel. 
De Nederlandse overheid was aanvankelijk zeer tevreden over de effecten. De officier van justitie in Makassar schreef op 20 december 1945 aan zijn superieuren dat het te betreuren was dat deze methode 'soms aanleiding kon geven tot bloedbaden' maar dat het 'absoluut noodzakelijk was voor het herstel van de verstoorde rust en orde.' […]
Later werden ook op Java zuiveringsacties gehouden die sterk op contraterreur leken, maar die, in tegenstelling tot de acties in Celebes, niet officieel waren goedgekeurd. Tenslotte kwam over het slagerswerk van de Speciale Troepen te veel naar buiten. De Nederlandse regering, bang dat deze methoden 'voor het wereldforum bekend zouden worden,' onthief Westerling uit zijn functie. Het depot — later Korps — Speciale Troepen bleef echter actief. 

Tot zover de houding van het blanke, democratische, christelijke, naoorlogse Nederland dat enkele maanden eerder nog de nazi-terreur van nabij had aanschouwd, en nu met inzet van ondermeer SS-ers hetzelfde liet doen als de nazi's deden. Ook hier gaat op wat de zwarte humanist en dichter Aimee Césaire schreef in Discourse on Colonialism (1955):
They prove that colonization, I repeat, dehumanizes even the most civilized man, that colonial enterprise, colonial conquest, which is based on contempt for the native and justified by that contempt, inevitably tends to change him who undertakes it, that the colonizer, who in order to ease his conscience gets into the habit of seeing the other man as an animal, accustoms himself to treating him like an animal, and tends objectively to transform himself into an animal. […] 

They thought they were only slaughtering Indians, or Hindus, or South Sea Islanders, or Africans. They have in fact overthrown, one after another, the ramparts behind which European civilization could have developed freely. 


Césaire laat zien dat: 

the essential thing is here to see clearly the innocent first question: what, fundamentally, is colonization? To agree on what it is not: neither evangelization, nor a philanthropic enterprise, nor a desire to push back the frontiers of ignorance, disease, and tyranny, nor a project undertaken for the greater glory of God, nor an attempt to extend the rule of law. To admit once and for all, without flinching at the consequences, that the decisive actors here are the adventurer and the pirate, the wholesale grocer and the ship owner, the gold digger and the merchant, appetite and force, and behind them, the baleful projected shadow of a form of civilization which, at a certain point in its history, finds itself obliged, for internal reasons, to extend to a world scale the competition of its antagonistic economies… the chief culprit in this domain is Christian pedantry, which laid down the dishonest equations Christianity = civilization, paganism = savagery, from which there could not but ensue abominable colonist and racist consequences, whose victims were to be the Indians, the Yellow peoples, and the Negroes.

Dit was de werkelijkheid die Catrinus Mak met woord en daad verdedigde. Maar wat wist de geestelijk leidsman van de slachtpartijen? Zijn zoon Geert:

Ik weet niet in hoeverre mijn vader van dit alles iets gemerkt heeft. De mogelijkheid is reëel dat hij van sommige misdrijven op de hoogte was; hij fungeerde perslot voor de militairen als een soort biechtvader. Hij kan dat compleet hebben verdrongen, ook dat is een mogelijkheid. Daartegenover staat weer dat hij nooit met een woord over dergelijke zaken heeft gerept, ook niet toen hij aan het eind van zijn leven in alle eerlijkheid een balans probeerde op te maken. Ik kan dus alleen maar afgaan op wat uit zijn toenmalige brieven naar voren komt.

Ondanks het feit dat de Nederlandse regering de terreur moest stoppen omdat de kans groot was dat de nazi-praktijken in 'Ons-Indië' zouden uitlekken naar 'het wereldforum' laat Geert Mak ook hier weer in het midden of zijn vader ook maar 'iets gemerkt heeft,' terwijl 'zijn werkterrein lag bij de Nederlandse troepen die' ondermeer nabij 'Makassar' op Zuid Celebes 'de nationalistische opstand moesten bedwingen en de orde moesten handhaven,' en waar commandant Raymond Westerling's troepen op grote schaal oorlogsmisdaden pleegden. Het is uitgesloten dat Mak senior als 'een soort biechtvader' absoluut niets heeft geweten van die slachtpartijen. Maar net zoals Mak junior opmerkte over de holocaust, gaat ook hier de stelling op: 'Men wist, en tegelijk wilde men niet weten, uit puur lijfsbehoud.' Bovendien draagt hij wel degelijk verantwoordelijkheid aangezien uiteindelijk 

the chief culprit in this domain Christian pedantry, which laid down the dishonest equations Christianity = civilization, paganism = savagery, from which there could not but ensue abominable colonist and racist consequences

Het stigmatiseren en ontmenselijken van 'de Ander' leidt onvermijdelijk tot terreur, het christendom heeft daarin een centrale en elementaire rol gespeeld. Of dominee Mak zich bewust was van die terreur is niet eens belangrijk, hij steunde tot bijna allerlaatste moment de tirannie van het kolonialisme. Het beeld dat van hem oprijst uit De eeuw van mijn vader is dat van een zwakke persoonlijkheid, die tijdens zijn werkzame leven nooit verantwoordelijkheid nam voor zijn daden, die zijn houding door anderen liet bepalen, zijn moeder, zijn 'vrienden,' zijn vrouw. Hij was een man wiens opvattingen, 'net als de meeste Nederlanders,' niet op een eigen, diep doorleefde werkelijkheid steunden, zelfs niet op zijn geloof, maar op de overtuiging van anderen. Hij gedroeg zich als een opportunist. Dat blijkt opnieuw wanneer zijn zoon Geert over 'de verandering van' senior's 'politieke standpunt' ten aanzien van de Indonesische vrijheidsstrijd schrijft:

Een maand na het vertrek van mijn moeder (uit Nederlands-Indië svh) hielden de Gereformeerde Kerken in Indië hun eerste synode in Batavia, en bij die gelegenheid logeerde hij bij zijn vriend en collega Jo Verkuyl. Verkuyl was goed bevriend met een aantal nationalistische voorlieden, onder wie de minister-president van de voorlopige Indonesische regering, Sutan Sjahrir. Voor het eerst hoorde mijn vader allerlei verhalen 'van binnenuit.' Gaandeweg werd hij overtuigd van de principiële rechtvaardigheid van de nationalistische zaak, al bleef hij grote moeite hebben met het geweld waarmee sommigen dat gelijk bevochten.

Kortom, niet op eigen kracht kon hij een oordeel vellen, omdat ook hier weer sprake zou zijn van onwetendheid. 'Voor het eerst hoorde' Catrinus Mak, na achttien jaar geestelijk leidsman in 'Ons-Indië' te zijn geweest, dat de inheemse bevolking hun eigen vrijheid wilde. Hoe dit autisme te verklaren is, meldt Geert Mak niet. Dominee Mak mocht dan wel 'grote moeite hebben met het geweld' van de tegenstander, de overgrote meerderheid van de inheemse bevolking had veel meer 'moeite' met het Nederlandse geweld dat door Catrinus Mak  werd gesteund. Bijna twee decennia lang blind voor een werkelijkheid te zijn die zich dagelijks voor zijn ogen voltrok, is een niet geringe prestatie, maar het kan, zoals we nu opnieuw zien bij zijn zoon Geert, die in zijn laatst verschenen boek Reizen zonder John met grote stelligheid beweert dat de VS 'een begin van orde brachten in de mondiale politiek en economie' en daarbij verzwijgt dat bijvoorbeeld Smedley Butler, generaal-majoor van het Amerikaanse Korps Mariniers in 1933 over die zogenaamde 'orde' verklaarde:

I spent 33 years and four months in active military service and during that period I spent most of my time as a high class muscle man for Big Business, for Wall Street and the bankers. In short, I was a racketeer, a gangster for capitalism.

De 'onwetendheid' is kennelijk een familietrekje. Interessant met betrekking tot de zorgvuldig gecultiveerde 'onwetendheid' is ook Mak senior's verklaring voor de afkeer van de gekoloniseerde bevolking voor de Nederlandse koloniale macht. In een brief aan zijn zoon Cas schreef hij:

Hoe kunnen we met de vuist op tafel slaan om ons gezag te herstellen, als we dat gezag hebben verslingerd in de laffe vijf-dagen oorlog op Java tegen de Japanner? En hoe onmachtig waren we op 15 augustus 1945 om dat gezag weer van de Jap over te nemen? Als wij 'historisch gezag' over Indië hebben gekregen, dan heeft de historie dat recht op gezag weer aan Holland ontnomen.


Dus niet de Nederlandse uitbuiting, onderdrukking en zelfs terreur hadden geleid tot de onafhankelijkheidsstrijd, maar het feit dat de Nederlanders 'onmachtig' waren geweest om 'met de vuist op tafel' te 'slaan.'  En wat dat laatste betreft wist de inheemse bevolking maar al te goed wat dit in de praktijk betekende, dat was niets anders dan grootschalige bloedbaden. Maar nog had hij, net als de meeste doorsnee Nederlanders, niets van de geschiedenis geleerd, willen leren, om precies te zijn, want al die blindheid werd permanent angstvallig gekoesterd. En hoewel Mak senior dankzij zijn vriend Verkuyl begon in te zien dat men een ander volk niet eeuwig kon onderdrukken en uitbuiten 

vreesde [hij] dat de mannenbroeders in Nederland zich weer 'voor het kapitalistische wagentje van de oud-koloniale politiek' zouden laten spannen, zoals ze dat onder Colijn altijd al hadden gedaan. En langzamerhand kwam bij hem de vraag op of hij bij het leger — 'dat wil zeggen: dit klungelleger' — nog wel langer wilde werken.

Dominee Mak had er genoeg van, hij wilde naar huis. Het 'klungelleger' waarin hij diende en meestreed tegen de gekleurde vrijheidsstrijders die vroeger zijn ondergeschikten waren, was niet in staat geweest 'met de vuist op tafel' te 'slaan,' om 'het recht op gezag' als vanouds met geweld te herstellen, en dus verlangde hij naar huis. Maar ook dat was weer niet volhartig. De eeuw van mijn vader:

In het Indische leger voelde hij zich niet meer thuis, maar hij had ook niet veel zin om terug te gaan naar het doffe, gereformeerde Nederland, 

waar hij geen speciale privileges meer zou bezitten. En zoals het vaak gaat met mannen in de overgangsleeftijd die in het leven teleurgesteld zijn, keerde de 47-jarige Mak zich van de wereld af en zocht zijn heil bij zijn vrouw, die hij schreef: 'Liefste, laten we het in de intimiteit van ons eigen gezin goed hebben, hopelijk in een eigen huis ergens,' waaraan hij naderhand toevoegde: 

Als ik vergeten was hoe je haar geurde, zou ik hier blijven. Maar ik ben het niet vergeten. Dus tot omarmens in Holland.

Het was uit één van de geurende omarmingen dat Geert Mak als nakomertje verscheen, de man die veel later als opiniemaker in de voetsporen van zijn vader trad, een soortgelijke rol als Catrinus ging spelen en de geschiedenis zich herhaalde. Later meer. 



We are the hollow men

We are the stuffed men
Leaning together
Headpiece filled with straw. Alas!
Our dried voices, when
We whisper together
Are quiet and meaningless
As wind in dry grass
Or rats’ feet over broken glass
In our dry cellar



T.S. Elliot. The Hollow Men. 1925


1 opmerking:

Paul zei

Hoi Stan,

In het Engels hebben ze een uitdrukking voor de houding van Mak-senior en -junior: willful ignorance (het is zelfs een juridische term lees ik op Wikipedia).

Groeten!

Peter Flik en Chuck Berry-Promised Land

mijn unieke collega Peter Flik, die de vrijzinnig protestantse radio omroep de VPRO maakte is niet meer. ik koester duizenden herinneringen ...