zaterdag 14 maart 2009

De Israelische Terreur 777


De Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken Maxime Verhagen is roomser dan de paus in zijn steun aan Israel, hij is zo extreem zionistisch dat sommigen zich afvragen of hij dit doet uit compensatie voor het katholieke antisemitisme dat zijn geloof zo lang heeft gekleurd of dat hij door de Mossad wordt gechanteerd met informatie over zijn privéleven. We zullen het misschien nooit weten, maar zijn steun aan de Israelische terreur wekt zelfs op het ministerie van Buitenlandse Zaken verwondering, en zeker ook onder Tweede Kamerleden die ik over Verhagen heb gesproken.

'Bloed zit aan hun handen
Stop de oorlogsmisdadigers in Tel Aviv, Washington en Den Haag


Er is geen ander kabinet in Europa dat met zoveel verve achter de moord in Gaza stond als het Nederlandse. Volgens Jelle Klaas kleeft er bloed aan de handen van Balkenende IV.Terwijl wereldleiders hun commentaar op de Israëlische aanval beperkten tot verklaringen over de ‘disproportionaliteit’, leken dergelijke holle frasen de Nederlandse regering zelfs te kritisch. Premier Balkenende en minister Verhagen verklaarden ‘begrip’ te hebben voor de invasie. Terwijl het dodental onder Palestijnse burgers dagelijks met tientallen steeg lieten de Haagse neoconservatieven weten dat een veroordeling van Israël ‘geen zin’ had, ‘omdat beide partijen moeten worden aangesproken’.De PvdA volgde praktisch geruisloos. Haar fractievoorzitter hamerde vooral op het ‘buitensporige geweld van beide kanten’. Pas toen Israël ook VN-medewerkers beschoot, besloot minister Koenders de Israëlische ambassadeur ‘aan te spreken’.Al jarenlang steunt Nederland de apartheidsstaat Israël, ongeacht hoeveel Palestijnse kinderen van de honger, aan geneesbare ziekten of door Israëlische bommen mogen sterven. Ongeacht de systematische mensenrechtenschendingen door Israël stonden de diverse regeringen van Balkenende afgelopen jaren vooraan om het politiek en militair te steunen. De machthebbers in Tel Aviv zijn tenslotte zeer belangrijke bondgenoten in de war on terror en dát is de basis waarop Den Haag haar vrienden kiest.De aanval op Irak werd immers óók gesteund – hoezeer ook die in strijd was met alle mensenrechtenverdragen en democratische beginselen. Een onderzoek naar de Nederlandse steun aan de Irak-oorlog wordt door Balkenende al jaren gedwarsboomd. Maar met nieuwe informatie over de fouten in de voorlichting lijkt er alsnog een onderzoek te komen.In de tussentijd zit Nederland zeer diep in de NAVO-bezetting van Afghanistan, óók in het kader van de war on terror. Maar deze bezetting heeft sinds zij begon in 2001 voor de meeste Afghanen niet minder, maar slechts meer gevaar, armoede en onzekerheid gebracht – alle beloftes over ‘wederopbouw’ ten spijt. Behalve het feit dat al enkele honderden Afghaanse burgers door Nederlands optreden om het leven zijn gekomen, zijn er inmiddels ook 18 Nederlandse militairen gesneuveld. Onder zowel de Afghaanse als de Nederlandse bevolking is steun voor deze missie steeds impopulairder.Deze ‘oorlog tegen terrorisme’ had de Taliban moeten vernietigen, maar nu het Afghaanse verzet groeiende is komen er zelfs vanuit de top van het Amerikaanse leger steeds meer geluiden op om toch maar met hen te gaan praten. Toch blijft Nederland onder Balkenende een voorvechter van het meespelen in het ‘hoogste geweldsspectrum’. Afgelopen maand werd duidelijk dat Verhagen niet van plan is na 2010 de troepen uit Afghanistan te halen. Dezelfde minister propageerde meer investeringen in wat hij ‘hard power’ noemde.De Nederlandse secretaris-generaal van de NAVO, De Hoop Scheffer, gaf in januari aan meer inzet te verlangen voor de oorlog in Afghanistan, in lijn met de wensen van Washington. Maar als de NAVO en Obama aan de Nederlandse bevolking meer militairen en een extra verlenging vragen, zou slechts 27 procent daarvoor zijn.De NAVO en IsraëlDe NAVO-chef bezocht op 11 januari ook Israël, op het hoogtepunt van de moordpartij in Gaza. Na een warm onthaal van premier Olmert en minister Livni prees hij de ‘verdieping van de praktische samenwerking en dialoog tussen de NAVO en Israël.’ Israël is volgens de NAVO een van de meest enthousiaste partners in de ‘Mediterranean Dialogue’, een praatclub over ‘veiligheid’ in het gebied.Nu de NAVO zich opmaakt om begin april haar zestigjarig bestaan te vieren in Straatsburg, heeft de protestbeweging die zo massaal de straat op ging tegen de aanval op Gaza een belangrijke uitdaging voor zich. Naast het opvoeren van de druk om de Israëlische wurggreep om de keel van de Palestijnen te breken, ligt er de taak ook de andere oorlogshitsers te confronteren. In Straatsburg zal de expansionistische politiek van de NAVO zowel geprezen als besproken worden. Het is de bedoeling een militaire parade door de stad te organiseren om de macht van de NAVO te tonen. Zowel Afghanistan als de oorlog tussen Georgië en Rusland vorig jaar bewijst dat dit wapengekletter niet puur symbolisch is.Wereldwijd zijn mensen ziek van de oorlogen die de war on terror heeft opgeleverd. Wereldwijd klinken stemmen van verzet. Velen zullen in Straatsburg samenkomen om de NAVO-top te omsingelen met demonstraties, blokkades en bijeenkomsten. Zorg dat ook jij daarbij bent.'

De Geuzenpenning 4


'TOEKENNINGSBESLUIT

Het bestuur van de Stichting Geuzenverzet 1940 -1945 heeft, overeenkomstig de in de statuten vastgelegde doelstelling, de Geuzenpenningen 2009 eenstemmig toegekend aan:

Al-Haq en B’Tselem
Al-Haq is een onafhankelijke Palestijnse mensenrechtenorganisatie en B’Tselem is het Israëlische informatiecentrum voor mensenrechten in de Bezette Gebieden. Beide organisaties volgen de activiteiten van de Israëlische overheid en de Palestijnse Autoriteit kritisch. De nadruk van de werkzaamheden ligt op het rapporteren van schendingen van de Palestijnse mensenrechten in de Bezette Gebieden.
Al-Haq ageert via nationale en internationale campagnes tegen schendingen van mensenrechten door Israël en de Palestijnse Autoriteit en richt zich daarbij tot de VN, de EU en andere staten die niet betrokken zijn bij het conflict. Al-Haq spant zich in om via internationale instanties diegenen ter verantwoording te roepen die verantwoordelijk zijn voor schendingen van Palestijnse mensenrechten.

Al-Haq zet zich in voor het verbeteren van de verslechterende situatie in de Bezette Gebieden, waaronder de humanitaire crisis in de Gazastrook. In 2008 heeft Al-Haq via een documentaire het verband inzichtelijk gemaakt tussen Israëlische oorlogsmisdaden van ruim vier decennia geleden en de misdaden van tegenwoordig.

Al-Haq vestigt via rapporten en persconferenties de aandacht op willekeurige gevangenneming en marteling door de Palestijnse Autoriteit en Palestijnse facties. De organisatie pleit voor integratie van de internationale mensenrechtennormen in Palestijnse wetgeving.

B'Tselem wil de Israëlische burgers en beleidsmakers informeren over de werkelijke mensenrechtensituatie in de Bezette Gebieden en een einde maken aan de schendingen van mensenrechten. Samen met de Israëlische autoriteiten bevordert B'Tselem het afleggen van verantwoording, door te zorgen dat beschuldigingen van wangedrag door militairen of van overheidszijde onderzocht worden. De organisatie fungeert als een betrouwbare informatiebron voor de internationale gemeenschap.

Mede door rapportages van B’Tselem heeft het Hooggerechtshof van Israël de methoden van fysiek geweld onwettig verklaard die werden toegepast door de veiligheidsdienst bij ondervragingen van Palestijnen. Ook heeft B'Tselem een sleutelrol gespeeld in het afschaffen van huisafbraak als strafmaatregel en in het agenderen van de kwestie rondom de afscheidingsbarrière. Een innovatieve aanpak van B’Tselem is het verdelen van videocamera’s onder Palestijnen in de ernstigste conflictgebieden, om mensenrechtenschendingen vast te leggen.

Met de toekenning van de Geuzenpenningen spreekt het stichtingsbestuur bewondering uit voor de grote inzet en integriteit waarmee Al-Haq en B’Tselem werken. Zij hebben resultaten geboekt met een effectieve en ook innovatieve aanpak en verdienen respect en waardering voor de onafhankelijke wijze waarop zij opkomen voor de mensenrechten in het Israëlisch-Palestijns conflict.

Vlaardingen, 13 maart 2009

Voor de Stichting Geuzenverzet 1940 -1945,

De penningmeester, de secretaris, de vice-voorzitter,

Jhr. P.F. de Ranitz mr. T.P.J. Bruinsma mr. M.J.J. de Wit'

De Geuzenpenning 3

Namens B'tselem sprak Jessica Montell een dankwoord uit:
'It is with great pride, coupled with humility, that I accept this award on behalf of B'Tselem. Pride because of what this award represents: a living legacy of a courageous group of resistance fighters during World War II who themselves adopted the legacy of resistance hundreds of years earlier. In turn this legacy has inspired a universal message that brings all of us together today: a message of resistance to discrimination, racism and oppression in all of its forms and throughout the world.

And I stand here with humility, as B'Tselem takes its place alongside the group of prior Geuzen medal recipients, individuals and organizations of inestimable courage and conviction dedicated to the cause of freedom and peace. This group embodies the values that B'Tselem has worked tirelessly to uphold throughout our twenty-year history. We appreciate in particular the honor of sharing this award with our colleagues at Al Haq, an organization that mentored B'Tselem in our early years and whose work we respect and admire.

We at B'Tselem are in a unique position as human rights defenders – an organization created from within the society of an occupying power, advocating for the rights of those whose are occupied. It is from this special position that we work to promote human rights protections, and in particular to pursue accountability – public, legal and moral – for the policies and practices that deny Palestinian residents of the Occupied Territories the ability to enjoy their most basic rights. The legal accountability we tenaciously fight for is both on the level of the individual – the soldier and policeman who act with impunity in violating the rights of Palestinians, whether at checkpoints, in arrest operations or in widescale military operations. But we do not stop with pursuing individual accountability, as so many human rights violations are the result of military and government policies at the highest levels. So we demand accountability from the Israeli security forces as a whole for rules of engagement that result in the death and injury of Palestinian civilians, and accountability from the Israeli government for policies that expand settlements and further choke the movement of Palestinians, to name only a few of the issues B'Tselem addresses. Alongside this, we also demand accountability from the international community, calling on those who provide humanitarian assistance to ensure that aid does not take the place of genuine and effective remedies.

Although B'Tselem is operating within the framework of international legal instruments and treaties, implicit in our message to the Israeli public is also a call for moral accountability, essential for a country that repeatedly declares its adherence to democratic values and to humanistic principles embedded in Jewish religious teachings.

This award is given in recognition of the achievements of B'Tselem and Al Haq, and the broader human rights community in Israel and the Occupied Territories that we represent. We take pride in what we have managed to achieved, in spite of the obstacles and set-backs: the abolition of the most severe forms of torture by Israel's security services, the four-year hiatus in carrying out punitive house demolitions, the rerouting of Israel's separation barrier that have benefitted certain villages and individuals.
As these examples illustrate, no success is absolute. Small achievements must be celebrated, but also maintained and built upon. And we see in very graphic terms from Israel's recent military operation in the Gaza Strip - the severe human toll and physical destruction, compounded by the sweeping and unquestioning support of the Israeli public for this operation – just how much work lies ahead. The extent of the harm to the Gaza civilian population from the recent operation is unprecedented. Whole families were wiped out. Children were killed before their parents' eyes. People watched as their loved ones literally bled to death waiting for ambulances that could not reach them. The extensive harm to the civilian population is not, in and of itself, proof of violations of the laws of war. However the allegations are extremely severe. B'Tselem has called upon Israel to conduct an independent and credible investigation into its conduct in Gaza. Such an investigation is mandated by law. It is also in Israel’s best interest, as the Israeli public has a right to know what was done in its name in the Gaza Strip. We also call upon the international community to ensure an impartial and effective investigation into these events and ensure real accountability for all parties found to have violated human rights and IHL.

For us at B'Tselem, our vision is clear: we strive for an Israeli society that recognizes the inherent worth and dignity of every human being; where we all can live in dignity and safety. And we strive for a global community where every human being enjoys equally the full spectrum of rights. We are not naïve. We know well the magnitude of the challenges before us, the political and security obstacles, both locally and globally. Yet we at B'Tselem remain committed and even optimistic that together, working with our allies in Israel, in Palestine and around the world, we can make this vision a reality.

I thank the Geuzen Foundation, and all of you present, for your recognition and support, which contribute so significantly to our ongoing work. We are honored to take our place among the "resistance fighters" for freedom from discrimination, racism and tyranny who have preceded us.'


'Het is met grote trots, maar ook met nederigheid, dat ik deze onderscheiding namens B’Tselem aanvaard. Trots vanwege de betekenis van deze onderscheiding: een levende erfenis van een groep dappere verzetsstrijders in de Tweede Wereldoorlog die op hun beurt teruggrepen op de erfenis van verzet van honderden jaren eerder. Die erfenis heeft uiteindelijk de inspiratie gevormd voor een universele boodschap die ons vandaag allemaal bijeenbrengt: een boodschap van verzet tegen discriminatie, racisme en onderdrukking in al zijn vormen en over de hele wereld.

Ik sta hier ook met nederigheid, terwijl B’Tselem haar plaats inneemt in de groep van begunstigden die de Geuzenpenning eerder mochten ontvangen: mensen en organisaties van onschatbare moed en overtuiging, volledig toegewijd aan het bevorderen van vrijheid en vrede. Deze groep belichaamt de waarden die B’Tselem gedurende haar twintigjarige bestaan onvermoeibaar heeft getracht hoog te houden. We zijn in het bijzonder vereerd dat we deze onderscheiding samen met onze collega’s bij Al- Haq mogen delen, een organisatie die B’Tselem in haar vroege jaren met raad en daad bijstond en waarvan we de werkzaamheden respecteren en bewonderen.

Wij bij B’Tselem verkeren in een unieke positie als verdedigers van mensenrechten; we zijn een organisatie die vanuit de samenleving van een bezettende macht is ontstaan en de belangen behartigt van de mensen die in bezet gebied wonen. Vanuit die speciale positie zetten we ons in om de bescherming van de mensenrechten te bevorderen en met name om het afleggen van verantwoording na te streven - publiekelijk, wettelijk en moreel - voor de beleidsmaatregelen en acties die de Palestijnse bewoners van de Bezette Gebieden de mogelijkheid ontnemen om hun meest fundamentele rechten uit te oefenen. De wettelijke verantwoordelijkheid waarvoor we vasthoudend vechten, gaat verder dan het niveau van het individu - de soldaat en de politieman die ongestraft de rechten van Palestijnen schenden, of het nu bij de controleposten is, bij arrestaties of bij grootschalige militaire operaties. We stoppen niet bij het ter verantwoording roepen van individuen. Veel schendingen van mensenrechten zijn immers het gevolg van militair of overheidsbeleid op het hoogste niveau. Daarom eisen we ook verantwoording van de Israëlische veiligheidstroepen als geheel voor Rules of Engagement die resulteren in doden en gewonden onder Palestijnse burgers, alsook van de Israëlische regering voor het beleid dat gericht is op uitbreiding van de nederzettingen en dat de bewegingsvrijheid van Palestijnen verder beperkt, om maar een paar van de kwesties te noemen die B’Tselem agendeert. Daarnaast eisen we ook dat de internationale gemeenschap verantwoording aflegt, waarbij we een beroep doen op humanitaire hulpverleners om ervoor te zorgen dat de hulp niet de plaats inneemt van echte en effectieve oplossingen.

Hoewel B’Tselem zich beweegt binnen het kader van internationale rechtsinstrumenten en verdragen, bevat onze boodschap aan de Israëlische burgers ook de impliciete oproep tot morele verantwoording, iets wat van essentieel belang is voor een land dat herhaaldelijk verklaart trouw te zijn aan democratische waarden en aan humanistische principes vervat in Joodse leerstellingen.

Deze onderscheiding wordt toegekend ter erkenning van de prestaties van B’Tselem en Al-Haq, en daarmee de grotere mensenrechtengemeenschap in Israël en de Bezette Gebieden die wij vertegenwoordigen. We zijn trots op wat we bereikt hebben ondanks de obstakels en tegenslagen: de afschaffing van de ernstigste vormen van marteling door de Israëlische veiligheidsdienst, de vierjarige afschaffing van huisafbraak als strafmaatregel, de verlegging van Israëls afscheidingsbarrière tot voordeel van bepaalde dorpen en individuen.
Zoals uit deze voorbeelden blijkt, is geen enkel succes absoluut. Kleine prestaties moeten worden gevierd, maar ook in stand worden gehouden en verder worden uitgebouwd. Op basis van de niet mis te verstane beelden van Israëls meest recente militaire operatie in de Gazastrook - de vreselijke prijs in mensenlevens en fysieke vernietiging, gepaard gaande met de breed gedragen en kritiekloze steun van de Israëlische burgers voor deze operatie - kunnen we echter concluderen dat we nog een lange weg te gaan hebben. De omvang van de schade die de burgerbevolking in Gaza bij deze laatste militaire operatie is toegebracht, is ongekend. Hele families werden uitgeroeid. Kinderen werden gedood onder de ogen van hun ouders. Mensen moesten toekijken hoe hun geliefden letterlijk doodbloedden terwijl ze wachtten op ambulances die hen niet konden bereiken. De enorme schade die de burgerbevolking is aangedaan, vormt, op zichzelf, geen bewijs van schending van het oorlogsrecht. Niettemin zijn de beschuldigingen zeer ernstig. B’Tselem heeft Israël dringend verzocht een onafhankelijk en betrouwbaar onderzoek te laten uitvoeren naar haar acties in Gaza. Een dergelijk onderzoek is bij wet opgelegd. Dit is ook in het belang van Israël, omdat de Israëlische burgers het recht hebben om te weten wat er in hun naam is teweeggebracht in de Gazastrook. We doen tevens een beroep op de internationale gemeenschap om ervoor te zorgen dat er een onpartijdig en doelmatig onderzoek naar deze gebeurtenissen wordt uitgevoerd en dat alle partijen van wie komt vast te staan dat zij mensenrechten en internationaal humanitair recht hebben geschonden, ook werkelijk ter verantwoording worden geroepen.

Voor ons bij B’Tselem is onze visie helder: we streven naar een Israëlische samenleving die de intrinsieke waarde en waardigheid van elk menselijk wezen erkent; een samenleving waarin we allemaal met waardigheid en in veiligheid kunnen leven. En we streven naar een wereldgemeenschap waarin ieder mens op gelijke wijze al zijn of haar rechten kan uitoefenen. We zijn niet naïef. We onderkennen maar al te goed de enorme omvang van de uitdagingen die voor ons liggen, de hindernissen in politiek opzicht en op het gebied van veiligheid, zowel regionaal als mondiaal. Wij bij B’Tselem blijven desalniettemin ernaar streven en zijn zelfs optimistisch dat we gezamenlijk, in samenwerking met onze bondgenoten in Israël en Palestina en heel de wereld, deze visie tot werkelijkheid kunnen maken.

Ik dank de Stichting Geuzenverzet en alle aanwezigen voor uw erkenning en steun die zo belangrijk zijn voor de voortgang van ons werk. We zijn vereerd onze plaats in te mogen nemen tussen de ‘verzetsstrijders’ voor vrijheid van discriminatie, racisme en tirannie, die ons zijn voorgegaan.'

De Geuzenpenning 2

Namens Al-Haq sprak Wesam Ahmad gistermiddag na de uitreiking van de Geuzenpenning een dankwoord uit:

'It is an honour to receive this prestigious award; an award honouring resistance to oppression and brutality. I want to thank the Geuzen Resistance Foundation for bestowing this great privilege on Al-Haq and B’Tselem.

It is not the first time that our respective organisations have been honoured together for our work defending Palestinian human rights. Twenty years ago, Al-Haq and B'Tselem were jointly awarded the Carter-Menil Human Rights Award in Atlanta, Georgia. That came in the midst of the first Palestinian intifada. During this period, no fewer than eight of Al-Haq's fieldworkers were under administrative detention at one time, including our current General Director, imprisoned by Israel without charge or trial and subject to torture and ill-treatment in the harsh conditions of the Negev desert.

In spite of everything, those individuals and their organisation have never given up the struggle towards the evolution of a culture of human rights in Palestine. The unflinching belief in the principles of human rights has never wavered, despite the fact that over twenty years after the first intifada, over forty years after the beginning of the occupation of the West Bank, including East Jerusalem, and Gaza Strip, and over sixty years after the Palestinian Nakba, Al-Haq continues to lose far more battles in the human rights arena than it wins. Our staff of dedicated human rights defenders remain exposed to arbitrary detention, intimidation, movement restrictions and draconian travel bans imposed by the Israeli authorities. The human rights situation for Palestinians has in many respects reached an unprecedented nadir. But the refusal to give up on something one believes in is engrained in the philosophy of Al-Haq, and is indeed the very essence of resistance.

This award means a great deal to Al-Haq, not because of the recognition it has given us, but because of the meaning behind the award. When the Geuzen fought against German occupation and oppression, they were outmanned and outgunned, but stood firm in the face of the occupation, because they believed in their right to be free.

It is this belief that guides Al-Haq in its work to promote and protect the rights of the Palestinian people in their struggle to realise their right to self-determination. We accept this award on behalf of the pioneering lawyers who founded Al-Haq in the 1970's out of a belief in an alternative to the brutal reality of occupation that had unfolded around them. We accept it on behalf of our fieldworkers who are tirelessly documenting rights violations as we speak. We accept it on behalf of all our staff and partners from the four corners of the world who have worked relentlessly over the past 30 years in the struggle for truth and justice. We accept it on behalf of the entire Palestinian human rights community. We accept it on behalf of those human rights defenders in the room today who have stood up to defend our defenders. We accept it on behalf of all those champions of resistance around the world who have dedicated themselves to resisting dictatorship, discrimination and foreign domination, particularly those who have given their lives in the process.

From its inception, Al-Haq has stood firm behind the principles of international law as the basis for any solution to the Palestinian-Israeli conflict. After the Oslo Accords, we were alone in criticising the agreement which marginalised international law for the sake of political negotiations. Fifteen-years later, we have unfortunately been proven correct. International law is not just a set of principles which should be used when politicians feel it expedient to do so. Throughout our work, Al-Haq strives towards the transition of international legal principles from theory to practice.

Today our challenge to ensure that transition on the ground is even more difficult, especially after the silence that met the recent attacks on the Gaza Strip. As history as taught us, there is no richer soil for the cultivation of oppression than silence.

And while Al-Haq has succeeded in raising the Palestinian society's awareness of their rights, even this achievement faces difficult questions by concerned individuals and activists. The lay person is sceptical of how feasible adherence to human rights principles can be in the Palestinian case. The unfortunate reality to date is that the Palestinian population as a whole faces ongoing, widespread and systematic repression, manifested through infringements on all walks of civilian life by the Israeli occupying authorities. The inaction of the international community in the face of the Gaza onslaught means, for many, that international law is a collection of ornamental phrases inscribed on paper, which they hear, but never see.

To compound the problems which the Israeli occupation, the root of the conflict in our region, continues to present us with, we have faced growing challenges on the domestic Palestinian front. In line with the conviction of our belief in the need to protect human rights, regardless of the identity of the perpetrators of human rights violations, Al-Haq has never shied away from the challenges created internally in the West Bank and Gaza. We continue to exert pressure to ensure that international human rights standards are introduced into Palestinian legislation and we fight to maintain an independent Palestinian judiciary and adherence to the rule of law.

Our principled positions have made not only the Israeli occupying authorities unhappy with us, but also the Palestinian authorities, particularly in the wake of a recent report on the use of torture by both the de facto Palestinian Authority in the West Bank and the de facto Hamas authority in the Gaza Strip.

Yet, the more we are attacked the more we feel we are making a difference. The fact that I stand before you today to accept this award is testament to that, and to the gravity of the human rights situation in the Occupied Palestinian Territory.

Long-term security and peace for all peoples is unattainable if any one of those peoples is denied the right to determine its own political destiny and decide its representatives, to freely pursue its economic, social and cultural development, to freely dispose of its own natural resources and to exercise control and move freely in its own territory. Israel's denial of the Palestinian right to self-determination has been comprehensive. It has violated the territorial integrity of the Palestinian territory through its unlawful annexation of East Jerusalem, through its illegal construction of the Annexation Wall in the West Bank, through its colonial settlement policy and its discriminatory appropriation of land and water resources.

After over 40 years of an occupation that has shown a clear intent to gradually but relentlessly shrink the Palestinian territory and reduce the number of Palestinians on the land by whatever means necessary, the occupation can not be separated from its policies. Al-Haq does not seek a kinder, gentler occupation; we seek an end to the occupation.

However, the occupation will not end on its own. It will take courage and political will on the part of the international community to pressure Israel to change its policies. Rewarding Israel with upgrades in economic relations and sourcing aid for Gaza from Israel such that the occupier can profit from the very destruction it wrought is inappropriate to the point of being absurd, and only serves to consolidate rather than confront the Israeli occupation.

The international community simply needs to do more. This is why Al-Haq has launched a case in the UK against the UK government for failing to fulfill its obligations under international as well as domestic UK law.

We also hope that The Netherlands, the home of international accountability, will soon become the site of accountability for Israeli international crimes. For it is only when Israel stops enjoying impunity for those crimes that justice can prevail and that there will there be any incentive for an end to the occupation.

Thank you again for this honour.'



'Het is een eer deze prestigieuze onderscheiding te mogen ontvangen; een eerbetoon aan verzet tegen onderdrukking en wreedheid. Ik dank de Stichting Geuzenverzet voor het verlenen van dit grote voorrecht aan Al-Haq en B’Tselem.

Het is niet de eerste keer dat onze beide organisaties samen worden geëerd voor onze activiteiten ter verdediging van de Palestijnse mensenrechten. Twintig jaar geleden werd aan Al-Haq en B'Tselem gezamenlijk de Carter-Menil Human Rights Award toegekend in Atlanta, Georgia. Dat vond plaats midden in de eerste Palestijnse intifada. In deze periode waren op zeker moment maar liefst acht veldwerkers van Al-Haq tegelijk in administratieve detentie geplaatst, waaronder onze huidige Algemeen Directeur, gevangengenomen door Israël zonder aanklacht of proces en onderworpen aan marteling en mishandeling in de hardvochtige omstandigheden van de Negev-woestijn.

Ondanks alles hebben deze mensen en hun organisatie nooit de strijd opgegeven voor de ontwikkeling van een mensenrechtencultuur in Palestina. Het onverzettelijke geloof in de principes van de mensenrechten heeft nooit gewankeld, ondanks het feit dat meer dan twintig jaar na de eerste intifada, meer dan veertig jaar na het begin van de bezetting van de Westoever, Oost-Jeruzalem en de Gazastrook, en meer dan zestig jaar na de Palestijnse Nakba (catastrofe), Al-Haq nog steeds veel meer gevechten verliest dan wint op het strijdtoneel van de mensenrechten. Onze medewerkers, toegewijde mensenrechtenverdedigers, worden nog steeds blootgesteld aan willekeurige hechtenis, intimidatie, bewegingsbeperkingen en draconische uitreisverboden opgelegd door de Israëlische overheid. De mensenrechtensituatie van de Palestijnen heeft in veel opzichten een ongekend dieptepunt bereikt. Maar de weigering om iets op te geven waarin men gelooft is diep geworteld in de filosofie van Al-Haq; het is zelfs het diepste wezen van verzet.

Deze onderscheiding betekent veel voor Al-Haq; niet vanwege de erkenning die eruit blijkt, maar vanwege de betekenis achter de onderscheiding. Toen de Geuzen tegen de Duitse bezetting en onderdrukking vochten, werden ze overtroffen in mankracht en wapens, maar toch hielden ze vastberaden stand tegenover de bezetting, omdat ze geloofden in hun recht op vrijheid.

Het is dit geloof dat Al-Haq leidt bij haar inspanningen om de rechten van het Palestijnse volk te bevorderen en te beschermen in de strijd om verwezenlijking van het zelfbeschikkingsrecht. We aanvaarden deze onderscheiding namens de vooruitstrevende advocaten die Al-Haq in de jaren ’70 van de vorige eeuw hebben opgericht vanuit het geloof in een alternatief voor de wrede werkelijkheid van een bezetting die zich om hen heen voltrokken had. We aanvaarden deze ook namens onze veldwerkers die op ditzelfde moment onvermoeibaar mensenrechtenschendingen vastleggen. Namens al onze medewerkers en partners uit alle delen van de wereld die in de afgelopen 30 jaar onafgebroken hebben gestreden voor waarheid en rechtvaardigheid. Namens de gehele Palestijnse mensenrechtengemeenschap. Namens de mensenrechtenverdedigers die vandaag in deze zaal aanwezig zijn en die zijn opgestaan om onze verdedigers te verdedigen. En namens al die voorvechters van verzet van over de hele wereld die zich met volledige toewijding teweerstellen tegen dictatuur, discriminatie en buitenlandse overheersing, met name diegenen die daarbij hun leven hebben gegeven.

Vanaf haar allereerste begin heeft Al-Haq vastberaden vastgehouden aan de beginselen van internationaal recht als basis voor welke oplossing dan ook voor het Palestijns-Israëlisch conflict. Na de Oslo-akkoorden stonden we alleen in onze kritiek op de overeenkomst die het internationaal recht ondergeschikt maakte aan het welslagen van politieke onderhandelingen. Helaas hebben we vijftien jaar later gelijk gekregen. Internationaal recht is niet slechts een verzameling principes die toegepast moeten worden wanneer politici dat opportuun achten. Bij al onze werkzaamheden streeft Al-Haq ernaar de theoretische uitgangspunten van internationaal recht om te zetten in praktische toepassingen.

Tegenwoordig is dit omzetten van de theorie naar de praktijk een nog grotere uitdaging, vooral na de stilte die volgde op de recente aanvallen op de Gazastrook. Zoals de geschiedenis ons heeft geleerd, is er geen vruchtbaarder bodem voor het cultiveren van onderdrukking dan zwijgen.

En hoewel Al-Haq erin is geslaagd de Palestijnse samenleving meer bewust te maken van haar rechten, worden er niettemin moeilijke vragen gesteld door bezorgde individuen en activisten. De leek is sceptisch over de haalbaarheid van de naleving van de mensenrechtenprincipes in de Palestijnse zaak. De ongelukkige realiteit tot nu toe is dat de Palestijnse bevolking als geheel te maken heeft met voortdurende, wijdverbreide en systematische onderdrukking, die zich uit in inbreuk op alle gebieden van het burgerlijk leven door de Israëlische bezettende macht. De passiviteit van de internationale gemeenschap tegenover de harde aanval op Gaza betekent voor velen dat internationaal recht een verzameling holle frasen is, vastgelegd op papier, waarvan zij wel horen, maar nooit iets zien.

Boven op de problemen die de Israëlische bezetting, de kern van het conflict in onze regio, ons blijft geven, hebben we ook te maken met steeds grotere uitdagingen aan het binnenlandse Palestijnse front. Geheel in lijn met onze overtuiging dat mensenrechten moeten worden beschermd ongeacht de identiteit van de plegers van mensenrechtenschendingen, is Al-Haq nooit teruggedeinsd voor de uitdagingen die intern, op de Westoever en in Gaza, zijn ontstaan. We blijven erop hameren dat internationale mensenrechtennormen moeten worden opgenomen in de Palestijnse wetgeving, en we doen er alles aan om een onafhankelijke Palestijnse rechterlijke macht en naleving van de rechtsstaatsbeginselen in stand te houden.

Met onze principiële standpunten zijn we niet alleen een doorn in het oog van de Israëlische bezettende macht, maar ook in die van het Palestijnse gezag. Dat laatste geldt des te meer sinds de publicatie van een recent rapport van ons over het gebruik van marteling door zowel de de facto Palestijnse Autoriteit op de Westoever als de de facto Hamas-autoriteit in de Gazastrook.

Toch, hoe meer we worden aangevallen, hoe meer we het gevoel krijgen dat we een verschil maken. Het feit dat ik vandaag voor u sta om deze onderscheiding te ontvangen getuigt daarvan, alsook van de ernst van de mensenrechtensituatie in de Bezette Palestijnse Gebieden.

Langdurige veiligheid en vrede voor alle volken is onbereikbaar als een van die volken het recht ontzegd wordt om zijn eigen politieke lot te bepalen en zijn vertegenwoordigers te kiezen, om in vrijheid zijn economische, sociale en culturele ontwikkeling na te streven, om vrij te beschikken over zijn eigen natuurlijke bronnen en om controle uit te oefenen en vrij te bewegen op zijn eigen grondgebied. Israëls weigering van het Palestijnse recht op zelfbeschikking is alomvattend. Het heeft de territoriale integriteit van het Palestijnse grondgebied geschonden met de onrechtmatige annexatie van Oost-Jeruzalem, via haar onwettige bouw van de afscheidingsbarrière op de Westoever, via haar koloniale nederzettingenbeleid en haar discriminerende toe-eigening van land en waterbronnen.

Na een bezetting van meer dan 40 jaar – een bezetting waarvan duidelijk gebleken is dat het doel is om geleidelijk maar onverbiddelijk het Palestijnse territorium te verkleinen en het aantal Palestijnen op het land te verminderen met alle noodzakelijke middelen – kan de bezetting niet meer gescheiden worden van het beleid dat er aan ten grondslag ligt. Al-Haq streeft niet naar een vriendelijker, zachtaardiger bezetting; nee, we streven naar het einde van de bezetting.

De bezetting zal echter niet vanzelf eindigen. Het vereist moed en politieke wil van de kant van de internationale gemeenschap om druk uit te oefenen op Israël om haar beleid te veranderen. Israël belonen met betere economische betrekkingen en de hulp voor Gaza van Israël te betrekken, zodat de bezetter kan profiteren van de vernietiging die hij zelf heeft aangericht, is ongepast, zo niet absurd. Bovendien wordt hierdoor de Israëlische bezetting alleen maar geconsolideerd in plaats van dat er stelling tegen wordt genomen.

De internationale gemeenschap moet gewoon meer doen. Dat is de reden waarom Al-Haq een zaak in Groot-Brittannië aanhangig heeft gemaakt tegen de Britse regering voor het niet voldoen aan haar verplichtingen, zowel op grond van internationaal recht als nationaal Brits recht.

We hopen ook dat Nederland, de zetel van internationale verantwoording, binnenkort de plek wordt waar Israël voor haar internationaalrechtelijke misdaden ter verantwoording wordt geroepen. Want alleen wanneer Israël niet meer ongestraft blijft voor die misdaden, kan rechtvaardigheid zegevieren en zal er een aansporing zijn om de bezetting te beëindigen.

Nogmaals mijn dank voor deze eer.'

De Geuzenpenning


Tijdens de bijeenkomst in Vlaardingen waarbij de prestigieuze Geuzenpenning werd uitgereikt aan de Paleastijnse mensenrechtenorganisaties Al-Haq en de joods-Israelische mensenrechtenorganisatie B'tselem sprak Jozias van Aartsen, burgemeester van Den Haag, de internationale stad van vrede en recht, en voorzitter van de City-Diplomacy-commissie van United Cities and Local Governments. Het was een politiek intelligente uitspraak van deze VVD-autoriteit, zoals u hier kunt lezen:
'Alleen het gesproken woord geldt.

Dames en heren,

Geschiedenis is in. Historische boeken staan bovenaan de bestsellerslijsten, geschiedenisprogramma’s op t.v. als In Europa en Andere Tijden hebben hoge kijkcijfers en ongeveer elk historisch jubileum wordt herdacht.

Het afgelopen jaar – nota bene zelf al historisch, gezien de uitslag van de Amerikaanse presidentsverkiezingen - leek wel bijzonder rijk aan geschiedkundige terugblikken. Het einde van de Eerste Wereldoorlog, de Kristallnacht, de luchtbrug van Berlijn, het Europees Congres van Den Haag, de inhuldiging van koningin Juliana, de studentenopstanden van Parijs en het einde van de Praagse Lente: gebeurtenissen waarop uitgebreid werd teruggeblikt omdat ze in 2008 precies 90, 70, 60 of 40 jaar geleden hadden plaatsgevonden.

Ik heb ze zeker niet allemaal genoemd, maar twee wil ik toch nog aan mijn rijtje toevoegen: het uitroepen van de staat Israël door David Ben-Gurion op 14 mei 1948 en het aannemen van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties op 10 december van hetzelfde jaar.

Twee geschiedkundige mijlpalen die eruit springen. Want in tegenstelling tot veel van die andere staan ze niet symbool voor een afgesloten periode uit de geschiedenis, zoals de wereldoorlogen of de deling van Europa. De stichting van de staat Israël en het opstellen van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens zijn twee momenten uit onze geschiedenis waarvan de gevolgen ons nog altijd, bijna dagelijks, bezighouden.

Met het oprichten van een eigen staat ging voor veel joden een droom in vervulling, zeker na de vervolging en genocide in de nazitijd. Maar voor veel Palestijnen bracht het jaar 1948 verdrijving van huis en haard en het begin van een odyssee door vluchtelingenkampen. Het is bijzonder wrang dat juist in dat zelfde jaar de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens werd aangenomen, waarvan artikel 1 bepaalt dat “alle mensen […] vrij en gelijk in waardigheid en rechten [worden] geboren en artikel 2 dat “een ieder […] aanspraak [heeft] op alle rechten en vrijheden, in deze Verklaring opgesomd, zonder enig onderscheid van welke aard ook.”

Ruim zestig jaar later is het conflict tussen Israel en de Palestijnen nog altijd een open wond, waarvan de pijn uitstraalt tot ver buiten de regio. In de decennia die achter ons liggen zijn er momenten geweest waarop de wereld dacht: nu is er werkelijk kans op vrede in het Midden Oosten. Zoals in 1978, toen het Camp David akkoord de verzoening tussen Israel en Egypte bezegelde. Of zoals in 1993, toen de akkoorden van Oslo en de handdruk van Arafat en Rabin de hoop op een uitweg uit de geweldspiraal opnieuw deed opleven. Helaas is die hoop ijdel gebleken. En dat is bitter, niet alleen voor de Israëliërs en de Palestijnen. Overal ter wereld hebben joodse, islamitische en christelijke culturen hun eigen verlangens naar vrede en harmonie steeds geprojecteerd op het Heilige Land.

Meer dan een halve eeuw van oorlog, terreuraanslagen en onderdrukking hebben diepe sporen nagelaten onder zowel de Palestijnse als de Israëlische bevolking. Beide partijen hebben zich ingegraven in hun eigen versie van de waarheid en het wantrouwen over en weer lijkt groter dan ooit. Is er nog wel een uitweg uit deze situatie? Ondanks alles geloof ik van wel. Een belangrijke rol is daarbij weggelegd voor de internationale gemeenschap, waarbij veel mensen hun hoop terecht zullen richten op de nieuwe Amerikaanse regering. Het is misschien lastiger dan ooit, maar de partijen moeten weer om de tafel. Dat is de enige manier om uit deze hellecirkel te ontsnappen.

Maar onderhandelen heeft weinig kans van slagen als niet op zijn minst aan twee voorwaarden wordt voldaan: het garanderen van Israëls veiligheid enerzijds en anderzijds een structurele verbetering van de situatie van de Palestijnen. Pas wanneer de burgers van Israël geen aanslagen meer hoeven te vrezen en de Palestijnen niet meer als tweederangs burgers worden behandeld is er werkelijk een kans op vrede.

Op dit moment kunnen Palestijnen echter niet in gelijke mate aanspraak maken op de rechten zoals die zijn vastgelegd in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Hoe zei Eleanor Roosevelt, weduwe van president Roosevelt en een groot pleitbezorgster van de Universele Verklaring, het ook alweer:

“Waar beginnen de universele mensenrechten? Op kleine plaatsen, dicht bij huis - zo dichtbij en zo klein dat ze op geen enkele kaart van de wereld gezien kunnen worden. Maar die plekken zijn de wereld van individuele mensen; de buurt waarin hij woont; de school die hij bezoekt; de fabriek, boerderij of kantoren waar hij werkt. Als deze rechten daar geen betekenis hebben, hebben ze weinig betekenis ergens anders.” Einde citaat.

Maar neem nu bijvoorbeeld artikel 17, lid 2: “Niemand mag willekeurig van zijn eigendom worden beroofd”. Hoeveel Palestijnen zagen niet hun huis of boomgaard platgewalst worden door bulldozers van het Israëlische leger?

Of lees artikel 13, lid 2: “Een ieder heeft het recht welk land ook, met inbegrip van het zijne, te verlaten en naar zijn land terug te keren.” Shawan Jabarin had hier moeten zijn om namens Al-Haq de Geuzenpenning in ontvangst te nemen. Hem wordt echter al sinds drie jaar het mensenrecht op reizen ontzegd en zelfs voor deze bijzondere gelegenheid wilden de Israëlische autoriteiten geen uitzondering maken.

En zo vergaat het talloze andere Palestijnen dag in dag uit: de mensen die eindeloos moeten wachten bij controleposten, die door soldaten worden mishandeld of die zonder aanklacht worden gearresteerd. Voor hen hebben die plechtig geformuleerde rechten van de mens weinig tot geen betekenis.

Ook hier ligt een taak voor de internationale gemeenschap. Het is niet alleen haar morele plicht deze mensenrechtschendingen aan de kaak te stellen. Het is, zoals ik al zei, pure noodzaak: zonder gerechtigheid geen vrede.

Al-Haq en B’Tselem spelen in dit proces een cruciale rol. Zonder Al-Haq zouden veel mensenrechtschendigen- zowel door Israëlische als door Palestijnse autoriteiten - niet gedocumenteerd en ook dus onbekend gebleven zijn. Mede dankzij Al-Haq weet de wereld wat er gaande is in de Palestijnse gebieden.

Een zelfde soort functie bekleedt B’Tselem in de Bezette Gebieden. Deze Israëlische organisatie brengt mensenrechtenschendingen door Israëlische soldaten letterlijk in beeld –dankzij het verspreiden van videocamera’s onder de bevolking in de Bezette Gebieden. Het was ook mede dankzij het werk van B’Tselem dat een paar jaar geleden de zaak van de afscheidingsmuur verwezen is naar het Internationaal Gerechtshof in Den Haag, dat de bouw van de muur als illegaal heeft bestempeld.

Voor het werk dat Al-Haq en B’Tselem doen is moed nodig. Moed om tegen de stroom in te gaan, moed om op te komen voor het recht. Uit de toekenning van de Geuzenpenning aan hen spreekt meer dan alleen waardering. Het is ook een oproep aan de wereld en in het bijzonder aan alle direct betrokken partijen om alles in het werk te stellen dat de volkeren van het Midden Oosten in vrede naast en met elkaar kunnen leven. Het jaar waarin dat bereikt wordt zal met recht historisch genoemd kunnen worden en alle andere doen verbleken.'

De Pro Israel Lobby 110

'Israel lobby' blamed as Obama's choice for intelligence chief quits
Veteran diplomat attacks wilful distortions that 'plumb the depths of dishonour'
By Rupert Cornwell in Washington
Friday, 13 March 2009

Fears over the Jewish lobby's excess influence on US foreign policy flared anew yesterday after a former diplomat and strong critic of Israel backed out of a key national intelligence post, saying his appointment by President Barack Obama had been torpedoed by a campaign of lies against him.
Charles Freeman, a veteran diplomat hugely experienced in Middle Eastern affairs, had been chosen to head the National Intelligence Council, the body that delivers to the White House influential and highly sensitive reports synthesising the views of the country's 16 intelligence agencies.
But, on Wednesday, he withdrew his name from consideration, declaring he had fallen victim to what he called the "Israel lobby". Its campaign, he charged, had "plumbed the depths of dishonour and indecency," including "wilful distortion of the record, the fabrication of falsehoods, and an utter disregard for the truth".
The lobbying against his appointment included a phone call from Charles Schumer, a Democratic Senator, to Rahm Emanuel, the White House Chief of Staff, reminding him that Mr Freeman had shown "an irrational hatred of Israel" in past comments. Mr Emanuel is a strong defender of Israel's interests.
The loss of Mr Freeman, a former ambassador to Saudi Arabia under the first president Bush, suggests that Mr Obama's ability to make significant changes in US policy in the Middle East will be severely limited by domestic political reality. As such, it raises the question of how far Mr Obama will be able – or willing – to stand up to Benjamin Netanyahu, the hardline Likud party leader who is all but certain to become Israel's next prime minister. Their relationship will be crucial for the important decisions looming over the Palestinian conflict and Iran's suspected nuclear weapons programme.
Yesterday, supporters of Israel, even as they quietly revelled in Mr Freeman's departure, claimed the most important objections to him were his links to Saudi Arabia and some past expressions of support for repressive policies by China's leadership. His true sin, however, was to have spoken out against Israeli policies with a forthrightness almost never heard in Washington. Indeed, one top pro-Israeli activist recently described his views on the Middle East as "what you would expect in the Saudi foreign ministry".
A trenchant critic of the harsh Israeli responses to attacks from Hizbollah in Lebanon and Hamas in Gaza, Mr Freeman has long maintained that the Jewish state's policies were self-defeating. Yesterday, he repeated that charge in an interview with The New York Times, saying Israel was "driving itself towards a cliff". It was "irresponsible to not question Israeli policy and to decide what is best for the American people," he said.
Those words exactly reflect the thesis of the 2007 book The Israel Lobby and US Foreign Policy that generated huge controversy by asserting that American policy was slavishly aligned to Israel thanks to the efforts of the Jewish state's supporters, to the detriment of underlying US interests.
For Stephen Walt, one of the book's authors, the Freeman row has proved the point. As he put it yesterday: "For all of you out there who may have questioned whether there was a powerful "Israel lobby," or who admitted that it existed but didn't think it had much influence, or who thought that the real problem was some supposedly all-powerful "Saudi lobby," – think again."
The victory of Mr Obama, who as a child lived in a Muslim country, raised hopes that he would see the Middle East through radically different eyes.
But the new administration's deeds have been cautious. The Secretary of State, Hillary Clinton, has hewed to a conventional line, while Dennis Ross, her special adviser for Iran and Gulf issues, is seen as sympathetic to Israel.
Congress unfailingly supports Israel. Pat Buchanan, a right-wing commentator and erstwhile presidential candidate, once described Capitol Hill as "Israeli-occupied territory".'
israel-lobby-blamed-as-obamas-choice-for-intelligence-chief-quits-1643976.html

vrijdag 13 maart 2009

Martin Levi van Creveld 2



Volgens Van Creveld kan 'de oorlog heerlijk zijn'. Oorlog als 'oerdans', 'een groot spel'.

De joods-Israelische militair historicus Martin Levi van Creveld is een man met fascistische opvattingen, zoals deze: als Palestijnse kinderen worden vermoord door Israelische strijdkrachten dan is dat een te verwaarlozen detail, want zoals hij in NRC uiteen mocht zetten, onschuldigen -- of ze nu kinderen, vrouwen, bejaarden zijn -- lopen nu eenmaal 'de kans een zeer hoge prijs te betalen. Mais c'est la guerre.' Het feit dat de Geneefse Conventies oorlogshandelingen expliciet verbiedt, die gericht zijn tegen burgers, is iets dat deze zionist negeert. De Geneefse Conventies verbieden elk militair geweld jegens burgers, zoals Jakob Kellenberger, president van het Internationale Comité van het Rode Kruis, in 2003 nog eens benadrukte. Ondanks zijn fascistische opvattingen of misschien wel juist dankzij deze terroristische mentaliteit is Van Creveld een gewaardeerde gast en een autoriteit die veel aandacht krijgt van de Nederlandse commerciele massamedia. Gisteren ontving ik deze reactie:

'Stan, ik hoor zojuist op de radio (hij wel) dat Martin van Creveld een nieuw boek uit heeft: ''Oorlogscultuur''.
Recensie:
http://www.boekenstrijd.nl/content/view/180/7/
Het is overduidelijk een pro-oorlogsboek.
Interviewer boekintroductie: "het is een nooit eindigend historisch fenomeen."
Ik citeer Van Creveld op de radio:
Door zijn hazelip mocht hij niet in het Israëlische leger, maar "ik ken de vreugde van gevecht".
En: "de oorlog is of kan heerlijk zijn."
groeten...'

Bon, dat weten we ook weer. De keren dat ik de resultaten van een oorlog zag kon ik alleen maar walgen. Toen ik bijvoorbeeld in 2002 op de West Bank een Israelische soldaat een Palestijns kind voor mijn ogen zag doodschieten, besefte ik dat 'oorlog' alles behalve 'heerlijk [kan] zijn'. Toen ik midden jaren negentig Irakese kinderen in een ziekenhuis in Bagdad zag sterven aan de gevolgen van het massaal gebruik van verarmd uranium-munitie, wist ik één ding zeker, oorlog is terreur. Iemand als Van Creveld is verknipt, een gek, een levensgevaarlijke dwaas, die niet weet waarover hij het heeft. Oorlog is altijd gruwelijk, met of zonder holocaust.
Feit: 'In de Eerste Wereldoorlog vormden burgers slechts vijftien procent van de slachtoffers maar in de Tweede Wereldoorlog was dit percentage al gestegen tot 65. Vandaag de dag bestaat echter meer dan negentig procent van de oorlogsslachtoffers uit burgers.' Zie: http://nl.odemagazine.com/doc/0009/een-oorlog-zonder-einde/ Met andere woorden: moderne oorlogen, zijn oorlogen gericht tegen ongewapende burgers. 'Mais c'est la guerre' in de ogen van een extremist als Van Creveld.

Hier een fragment van een recensie:

'Oorlogscultuur - Martin van Creveld
25-02-2009
'In zijn nieuwste boek Oorlogscultuur betoogt hij uitvoerig dat juist allerlei onnuttige zaken, van versieringen van wapens tot herdenkingsrituelen, oorlog maken tot wat het is. Zonder oorlogscultuur geen oorlog. En een tijd zonder oorlog is niet alleen onwaarschijnlijk, die zou misschien ook wel minder leuk zijn... In de opvatting van Van Creveld past het om oorlog als een groot spel te zien. Misschien zien we iets van zijn Nederlandse afkomst terug in dit stuk. Hij leunt in ieder geval op de Nederlandse historicus Huizinga en zijn theorie over de spelende mens, maar ook op een omstreden afleiding van het Nederlandse woord ‘oorlog’. Volgens hem is dat afgeleid van ‘oor’, oorspronkelijk, oer, en ‘log’, dans of spel. Oorlog is de oerdans. Dat klinkt mooi, maar een andere theorie is dat ‘oor’ slaat op het verbreken van een overeenkomst en ‘log’ op noodlot.'

Een tijd zonder oorlog 'minder leuk', why not, 'een groot spel', why not, oorlog als 'oerdans', why not. Het is kennelijk weer tijd voor het grote bloedbad, elke generatie verlangt naar haar eigen oorlog, zei een joods familielid van me die de Tweede Wereldoorlog wist te overleven.

donderdag 12 maart 2009

De Westerse Terreur 22

De terreur van de VS:



At a "Great Conversations" event at the University of Minnesota last night, legendary investigative reporter Seymour Hersh may have made a little more news than he intended by talking about new alleged instances of domestic spying by the CIA, and about an ongoing covert military operation that he called an "executive assassination ring."

Hersh spoke with great confidence about these findings from his current reporting, which he hasn't written about yet.

In an email exchange afterward, Hersh said that his statements were "an honest response to a question" from the event's moderator, U of M Political Scientist Larry Jacobs and "not something I wanted to dwell about in public."

Hersh didn't take back the statements, which he said arise from reporting he is doing for a book, but that it might be a year or two before he has what he needs on the topic to be "effective...that is, empirical, for even the most skeptical."

The evening of great conversation, featuring Walter Mondale and Hersh, moderated by Jacobs and titled "America's Constitutional Crisis," looked to be a mostly historical review of events that have tested our Constitution, by a journalist and a high government officials who had experience with many of the crises.

And it was mostly historical, and a great conversation, in which Hersh and Mondale talked about the patterns by which presidents seem to get intoxicated by executive power, frustrated by the limitations on that power from Congress and the public, drawn into improper covert actions that exceed their constitutional powers, in the belief that they can get results and will never be found out. Despite a few references to the Founding Fathers, the history was mostly recent, starting with the Viethnam War with much of it arising from the George W. Bush administration, which both men roundly denounced.

At the end of one answer by Hersh about how these things tend to happen, Jacobs asked: "And do they continue to happen to this day?"

Replied Hersh:

"Yuh. After 9/11, I haven't written about this yet, but the Central Intelligence Agency was very deeply involved in domestic activities against people they thought to be enemies of the state. Without any legal authority for it. They haven't been called on it yet. That does happen.

"Right now, today, there was a story in the New York Times that if you read it carefully mentioned something known as the Joint Special Operations Command -- JSOC it's called. It is a special wing of our special operations community that is set up independently. They do not report to anybody, except in the Bush-Cheney days, they reported directly to the Cheney office. They did not report to the chairman of the joint chiefs of staff or to Mr. [Robert] Gates, the secretary of defense. They reported directly to him. ...

"Congress has no oversight of it. It's an executive assassination ring essentially, and it's been going on and on and on. Just today in the Times there was a story that its leaders, a three star admiral named [William H.] McRaven, ordered a stop to it because there were so many collateral deaths.

"Under President Bush's authority, they've been going into countries, not talking to the ambassador or the CIA station chief, and finding people on a list and executing them and leaving. That's been going on, in the name of all of us.'

De Nuance van de NRC 98


Op de bovenste foto ziet u hoe gistermiddag Shawan Jabarin, voorzitter van de onafhankelijke Palestijnse mensenrechtenorganisatie Al-Haq via een internetverbinding het publiek toespreekt dat in het Amsterdamse verzetsmuseum discussieerde over de rol die het internationaal recht kan spelen bij het stoppen van de Israelische schendingen van de mensenrechten. Dit mede naar aanleiding van het feit dat Al-Haq en de joods-Israelische mensenrechtenorganisatie B'tselem dit jaar de Geuzenpenning krijgen. Van de Israelische geheime dienst mag Jabarin niet naar Nederland reizen om de volgens de NRC 'prestigieuze' Geuzenpenning in ontvangst te nemen. Dankzij een simpele technische verbinding kon het Israelisch verbod omzeild worden. Op de onderste foto ziet u van links naar rechts: Wesam Ahmad, medewerker van Al Haq, Jessica Montell, directeur van de B'tselem en Jeff Handmaker, als jurist gespecialiseerd in het internationaal recht en docent aan het Institute of Social Studies in Den Haag, die gistermiddag de bijeenkomst voorzat. Zowel Jabarin en Ahmad als Montell benadrukten dat Europa aansprakelijk is voor de Israelische mensenrechtenschendingen en de schendingen van het internationaal recht, aangezien de EU 'de joodse staat' politiek, diplomatiek, economisch, cultureel en zelfs militair steunt. Beide sprekers verklaarden desgevraagd dat het instellen van sancties een manier is om Israel te dwingen zich aan het internationaal recht te houden.


In de zaal zaten nauwelijks Nederlandse journalisten. En dat is opmerkelijk, aangezien het hier om een fundamentele discussie ging, waarbij zowel twee gematigde Palestijnen als een gematigde joods-Israelische hun opvattingen ontvouwden. Ik constateer dit nog eens omdat bijvoorbeeld de NRC doorgaans wel onmiddellijk het radicale CIDI aan het woord laat zodra het over Israel gaat. Niet alleen negeren de Nederlandse commerciele massamedia daarmee het feit dat eenvijfde van de Israeli's Palestijnen zijn maar daarnaast ook het feit dat het CIDI niet namens deze Palestijnse Israeli's spreekt, en zelfs ook niet namens alle joodse Nederlanders en joodse Israeli's.


Zes dagen geleden wees ik dan ook op het volgende:


'Vrijdag 6 maart ’09
Dit meldde de NRC twee dagen geleden:
''Winnaar Geuzenpenning mag land niet uit
Gepubliceerd: 4 maart 2009 14:09


Gewijzigd: 4 maart 2009 14:14

Door een onzer redacteuren

Den Haag, 4 maart.


De Palestijnse mensenrechtenactivist Shawin Jarbarin kan niet naar Nederland reizen om volgende week de prestigieuze Geuzenpenning in ontvangst te nemen. Israël verhindert zijn reis, tot ergernis van een meerderheid in de Tweede Kamer...Ronny Naftaniel, van het Centrum Informatie en Documentatie Israël (CIDI), heeft begrip voor de Israëlische beslissing, omdat Jarbarin eerder is veroordeeld voor terroristische activiteiten. „Bovendien kan iemand anders van Al-Haq de prijs net zo goed in ontvangst nemen.”De penning, eerder onder meer gegeven aan de Anne Frank Stichting en Ingrid Betancourt, wordt jaarlijks in Vlaardingen uitgereikt. Het is een initiatief van Geuzenverzet 1940-1945, een organisatie die voortkomt uit het Nederlandse verzet tegen de Duitse bezetter in de Tweede Wereldoorlog... Naftaniel, van het Centrum Informatie en Documentatie Israël (CIDI), heeft begrip voor de Israëlische beslissing, omdat Jarbarin eerder is veroordeeld voor terroristische activiteiten.'' Zie: http://www.nrc.nl/binnenland/article2169739.ece/

Naar aanleiding van dit bericht kreeg ik deze reactie: 'Boris Nieuwenhuijzen heeft een nieuwe reactie op uw bericht "De Israelische Terreur 766" achtergelaten: Aan NRC; Kan iemand van de redactie me vertellen wat de toegevoegde waarde is van het noemen van de reactie van het Cidi op dit nieuws ? Het is toch duidelijk dat Cidi/Naftaniel ALTIJD begrip hebben voor het Israëlische standpunt ongeacht de inhoud van de gebeurtenis? (Naftaniel recent in Vrij Nederland; (ik parafraseer, BN) ."..als ik het niet eens ben met Israëlische standpunten zal ik dit niet zeggen, Israël krijgt al genoeg kritiek.")

Ik denk dat meer mensen zich afvragen welke relevantie deze informatie in NRC heeft. Ik heb de NRC hoofdredactie het volgende gevraagd:

''Geachte hoofdredactie,

Als journalist en lezer van uw krant zou ik willen weten welke relevantie de volgende informatie in uw bericht van 4 maart heeft: 'Ronny Naftaniel, van het
Centrum Informatie en Documentatie Israël (CIDI), heeft begrip voor de Israëlische beslissing, omdat Jarbarin eerder is veroordeeld voor terroristische activiteiten. 'Bovendien kan iemand anders van Al-Haq de prijs net zo goed in ontvangst nemen.'

Om verwarring te voorkomen, licht ik mijn vraag even toe. Volgens de Israelische kwaliteitskrant Haaretz is het CIDI 'een pro-zionistische lobbygroep', die geenszins neutrale en onafhankelijke informatie verstrekt, maar een lobby voert voor 'de Joodse staat'. Daarentegen suggereert uw krant dat we hier te maken hebben met het Centrum Informatie Documentatie Israel, een onafhankelijkele instelling die neutrale informatie over Israel verstrekt. Dat is dus apert onjuist zoals Haaretz duidelijk maakt. Het CIDI kwalificeerde het recente Israelische grootschalige geweld tegen de Palestijnse burgerbevolking als 'gerechtvaardigd' , terwijl Amnesty in gedocumenteerde informatie spreekt van Israelische 'oorlogsmisdaden'.
Zonder overdrijven kan men stellen dat een organisatie die oorlogsmisdaden 'gerechtvaardigd' noemt een militante organisatie is, zelfs een extremistische. Welnu, een dag nadat u de suggestie had gewekt dat Naftaniel een serieuze informatiebron is, berichtte uw krant: 'Israel doodt drie militanten in Gaza in vergeldingsactie.' Mijn vraag nu: waarom kwalificeert uw krant Palestijnse verzetsstrijders als 'militant' terwijl het CIDI door u nooit betiteld wordt als 'militant'? Vanwaar dat meten met twee maten, het criminaliseren van de ene partij terwijl de andere partij afgeschilderd wordt als een betrouwbare informatiebron? Ik vraag dat ook omdat een bestuurslid van het CIDI bewust het internationaal recht schendt door zijn bedrijf mee te laten werken aan de volgens het Internationaal Gerechthof illegale muur op Palestijns gebied. Mijn vraag is nu waarom u in tegenstelling tot de Israelische kwaliteitskrant Haaretz verzwijgt dat het CIDI 'een pro zionistische lobbygroep' is? Welke nuance denkt de 'slijpsteen voor de geest' daarmee te dienen?

In afwachting van uw antwoord,
collegiale groet
Stan van Houcke
Journalist
Amsterdam''
Zie: http://stanvanhoucke.blogspot.com/2009/03/jan-marijnissen-van-de-sp-28.html

Vervolgens kreeg ik deze reactie van een lezeres:


'Beste Stan, ik heb me ook geërgerd aan de CIDI reactie en schreef het volgende naar NRC:

Al-Haq directeur Shawan Jabarin kan de uitreiking van de Geuzenpenning in Vlaardingen niet bijwonen, als Israël vasthoudt aan het uitreisverbod dat al drie jaar aan hem wordt opgelegd. Vandaag (5 maart) dient een zaak bij het Israëlische hooggerechtshof waarin opheffing van het reisverbod wordt geëist. Ronnie Naftaniel van het CIDI heeft begrip voor Israël's besluit om Jabarin vast te houden in de Westelijke Jordaanoever. Hij brengt dit in verband met Jabarin's veroordeling voor "terroristische" activiteiten. (Jabarin zat in de negentiger jaren in de gevangenis onder administratieve detentie.) Naftaniel kent kennelijk het onderscheid tussen verzet en terreur niet. Nelson Mandela zat 27 jaar gevangen op Robbeneiland, omdat Zuid_Afrika hem veroordeelde voor zijn "terroristische" activiteiten. Mandela leidde het verzet in Zuid-Afrika tegen apartheid. Westerse overheden beschouwden Mandela als een terrorist. Tot juli 2008 stond zijn naam op de terreurlijst van VS.Voor alle duidelijkheid, mensen hebben het recht zich te verzetten tegen onderdrukking. Of het nu om apartheid in Zuid-Afrika gaat, of om de Israëlische bezetting van Palestina

Adri Nieuwhof'
Zie:
http://stanvanhoucke.blogspot.com/2009/03/de-nuance-van-de-nrc-97.html

Tenslotte kwam ik met een aanvullende vraag:


'Geachte NRC hoofdredactie,

Ik heb nog een aanvullende vraag met betrekking tot uw vermelding twee dagen geleden dat 'Naftaniel, van het
Centrum Informatie en Documentatie Israël (CIDI), heeft begrip voor de Israëlische beslissing, omdat Jarbarin eerder is veroordeeld voor terroristische activiteiten. „Bovendien kan iemand anders van Al-Haq de prijs net zo goed in ontvangst nemen.” Zie: http://www.nrc.nl/binnenland/article2169739.ece/

Winnaar_Geuzenpenning_mag_land_niet_uit

Wat is de doorslaggevende reden geweest voor uw redactie om nu juist de reactie van een organisatie te vragen die binnen de joodse beweging bekend staat voor zijn extreme opvattingen? Waarom ook niet de reactie van 'Een ander joods geluid', een gematigde joodse organisatie die uitstekend geinformeerd is, zoals ik uit eigen ervaring als journalist weet. Waarom ook niet de reactie van B'tselem? Deze joods-Israelische organisatie die samen met Al-Haq de Geuzenpenning heeft gekregen verklaarde dit: '3 March '09:Human rights organizations to Defense Minister: Stop impeding freedom of movement of director of Palestinian human rights organization... Participating organizations:Adalah – the Legal Center for Arab Minority Rights in Israel, The Association for Civil Rights in Israel, Bimkom – Planners for Planning Rights, B’Tselem – The Israeli Information Center for Human Rights in the Occupied Territories, Gisha – Legal Center for Freedom of Movement, Hamoked: Center for the Defence of the Individual, The Public Committee Against Torture in Israel, Physicians for Human Rights-Israel, Yesh Din: Volunteers for Human Rights, Rabbis for Human Rights' Zie: http://www.btselem.org/english/press_releases/20090303.asp
Waarom was voor uw redactie deze reactie niet relevant en was de reactie van een militante joodse organisatie als het CIDI, volgens Haaretz 'een pro-zionistische lobbygroep', voor u wel relevant? In afwachting van uw antwoord,
collegiale groet
Stan van Houcke
Journalist
Amsterdam
Zie: http://stanvanhoucke.blogspot.com/2009/03/de-nuance-van-de-nrc.html'






Welnu, bovenstaande schreef ik zes dagen geleden, maar aangezien ik geen antwoord heb gekregen van Birgit Donker heb ik de hoofdredacteur van de NRC opnieuw geschreven:



'Geachte mevrouw Donker,



Gistermiddag vernam ik van Shawan Jabarin dat hij zich niet juridisch kan verdedigen tegen de beschuldiging van de Israelische geheime dienst dat hij een gevaar voor Israel is niet juridisch aangezien deze geheime dienst geen inzage hoeft te geven in zijn dossier, zoals onlangs opnieuw is gebleken. De 'onafhankelijke' rechter in Israel kan deze inzage niet afdwingen, maar mag ook niet het aangevoerde 'bewijsmateriaal' als onvoldoende afwijzen. Met andere woorden: hier is geen sprake van een democratische rechtstaat waarin een burger zich kan verdedigen tegen dit soort geheim 'bewijsmateriaal'. Ik stel dit met enige nadruk vast aangezien uw krant het volgende heeft gemeld: 'Naftaniel, van het Centrum Informatie en Documentatie Israël (CIDI), heeft begrip voor de Israëlische beslissing, omdat Jarbarin eerder is veroordeeld voor terroristische activiteiten.' Uw redacteur heeft daarbij zelf geen onderzoek verricht, maar heeft deze beschuldiging klakkeloos overgenomen, zonder de context van de beschuldiging te vermelden. Welke waren de 'terroristische activiteiten'? Dat weet niemand, behalve de Israelische geheime dienst. Was die informatie voor de NRC-lezer niet relevant? En zo nee, waarom niet? Indien die informatie wel relevant was, waarom is er door uw krant over gezwegen? De 'pro-zionistische lobbygroep' het CIDI en uw krant suggereerden dat het hier bewezen feiten zijn. Informatie van het CIDI dient, zoals ik als journalist uit eigen ervaring weet, met de nodige journalistieke scepsis worden benaderd, aangezien deze organisatie zoals de kwaliteitskrant Haaretz terecht stelt een 'pro-zionistische lobbygroep' is die als eerste en voornaamste bezoldigde taak heeft te lobbyen en niet om onafhankelijke informatie te verstrekken, zoals het CIDI en uw krant suggereren. Mijn vraag is opnieuw: waarom heeft de NRC deze cruciale achtergrond verzwegen? In afwachting van uw antwoorden,

collegiale groet,

Stan van Houcke,

Journalist,

Amsterdam.'




Ik hou u op de hoogte.

De Israelische Terreur 775

'Calls for investigation into Gaza attacks Israel’s war crimes Israel blamed its earlier wars on the threat to its security, even that against Lebanon in 1982. However, its assault on Gaza was not justified and there are international calls for an investigation. But is there the political will to make Israel account for its war crimes? by Richard Falk

For the first time since the establishment of Israel in 1948 the government is facing serious allegations of war crimes from respected public figures throughout the world. Even the secretary general of the United Nations, Ban Ki-moon, normally so cautious about offending sovereign states – especially those aligned with its most influential member, the United States – has joined the call for an investigation and potential accountability. To grasp the significance of these developments it is necessary to explain what made the 22 days of attacks in Gaza stand shockingly apart from the many prior recourses to force by Israel to uphold its security and strategic interests.

In my view, what made the Gaza attacks launched on 27 December different from the main wars fought by Israel over the years was that the weapons and tactics used devastated an essentially defenceless civilian population. The one-sidedness of the encounter was so stark, as signalled by the relative casualties on both sides (more than 100 to 1; 1300-plus Palestinians killed compared with 13 Israelis, and several of these by friendly fire), that most commentators refrained from attaching the label “war”.

The Israelis and their friends talk of “retaliation” and “the right of Israel to defend itself”. Critics described the attacks as a “massacre” or relied on the language of war crimes and crimes against humanity. In the past Israeli uses of force were often widely condemned, especially by Arab governments, including charges that the UN Charter was being violated, but there was an implicit acknowledgement that Israel was using force in a war mode. War crimes charges (to the extent they were made) came only from radical governments and the extreme left.

The early Israeli wars were fought against Arab neighbours which were quite literally challenging Israel’s right to exist as a sovereign state. The outbreaks of force were of an inter-governmental nature; and even when Israel exhibited its military superiority in the June 1967 six day war, it was treated within the framework of normal world politics, and though it may have been unlawful, it was not criminal.

But from the 1982 Lebanon war this started to change. The main target then was the presence of the Palestine Liberation Organisation (PLO) in southern Lebanon. But the war is now mainly remembered for its ending, with the slaughter of hundreds of unarmed Palestinian civilians in the refugee camps of Sabra and Shatila. Although this atrocity was the work of a Lebanese Christian militia, Israeli acquiescence, control and complicity were clearly part of the picture. Still, this was an incident which, though alarming, was not the whole of the military operation, which Israel justified as necessary due to the Lebanese government’s inability to prevent its territory from being used to threaten Israeli security.

The legacy of the 1982 war was Israeli occupation of southern Lebanon and the formation of Hizbullah in reaction, mounting an armed resistance that finally led to a shamefaced Israeli withdrawal in 1998. This set the stage for the 2006 Lebanon war in which the announced adversary was Hizbullah, and the combat zone inevitably merged portions of the Lebanese civilian population with the military campaign undertaken to destroy Hizbullah. Such a use of hi-tech Israeli force against Hizbullah raised the issue of fighting against a hostile society with no equivalent means of defending itself rather than against an enemy state. It also raised questions about whether reliance on a military option was even relevant to Israel’s political goals, as Hizbullah emerged from the war stronger, and the only real result was to damage the reputation of the IDF as a fighting force and to leave southern Lebanon devastated.

The Gaza operation brought these concerns to the fore as it dramatised this shift away from fighting states to struggles against armed resistance movements, and with a related shift from the language of “war” to “criminality”. In one important respect, Israel managed to skew perceptions and discourse by getting the media and diplomats to focus the basic international criminal law question on whether or not Israeli use of force was “disproportionate”.' Lees verder: http://mondediplo.com/2009/03/03warcrimes

woensdag 11 maart 2009

De Israelische Terreur 776

'Anoniem heeft een nieuwe reactie op uw bericht "De Israelische Terreur 775" achtergelaten: Gaat weer over lijken. Als je Zembla mag geloven profiteert Israel ook weer van al die hulp. Dus indirect geven wij geld voor Israel.Nou begrijp ik waar dat "begrip" van o.a. Naftaniel en Verhagen vandaan komt. Door regelmatig Gaza in de vernieling te helpen, doet Israel aan zelfontwikkelingshulp.Dus zij willen geen vrede, alle land (wel op lange termijn anders is er niets meer te verdienen) en de Chamberlain-adapten mogen altijd op de koffie plus holocaustkoekje, blijven komen. Anzi'

Dit is precies wat het is, Anzi. Israel verdient op alle manieren aan de bezetting en aan de verwoesting van Palestijnse bezittingen. Daarom gaat de Israelische terreur ook gewoon door, want Europa betaalt de kosten van die terreur en de VS betaalt de wapens voor de terreur. In Israel zelf verdienen grote concerns aan de terreur, de generaals verdienen aan de terreur en de zionistische leiding van 'de joodse staat' verdient aan de terreur. De Palestijnse bevolking en de groeiende groep joodse Israeli's die nu onder de armoedegrens leeft betalen de rekening van de terreur, en natuurlijk de Westerse belastingbetalers. Ondertussen pleit achter de schermen minister Verhagen voor de opwaardering van de Israelische status bij de EU. Door die verbetering van het Associatieverdrag zal Israel de belangrijkste buiten-Europese staat zijn die aan de EU verdient. En ook de producten die deze schurkenstaat produceert leveren veel bloedgeld op. Europa is inmiddels de belanfgrijkste handelspartner van Israel, overigens in strijd met de mensenrechtenclausule die in het Aassociatieverdrag is opgenomen. En zo financiert Europa het terrorisme. Pas als de Europese burgers tegen de joods-Israelische terreur in verzet komen zal er iets veranderen. Of wanneer er een geweldig grote aanslag komt in Europa, in de haven van Rotterdam bijvoorbeeld, pas dan zal Europa zich realiseren dat het steunen van terreur niet consequentieloos is. We kunnen niets anders doen dan afwachten en kijken waar het schip strandt.

Het Neoliberale Geloof 373

'Oh, What a Lovely Class War!
Wednesday 11 March 2009
by: Michael Winship, t r u t h o u t Perspective

My goodness, how they howl when the proverbial shoe is on the proverbial other foot. You'd think the Red Army had just left Moscow and was preparing a frontal assault on the Federal Reserve.
So what are conservatives, Wall Street and financial television commentators shouting? Socialists! That's right. Spread the word: Socialists are swarming over our nation's Capitol and making off with the means of production, otherwise known as campaign contributions and the federal budget. You got trouble, my friends.
The hysteria started during the campaign, retreated a bit but was back full throttle by the day after the inauguration. President Obama's left hand was barely off Abraham Lincoln's Bible when South Carolina Sen. Jim DeMint told the January 21 edition of The Wall Street Journal, "What I'm looking to do as a conservative leader in the Senate is to identify those Republicans, and even some Democrats, and put together a consensus of people who can help stop this slide toward socialism."
Newt Gingrich, resurrected yet again, proclaims his Contract on America has been canceled and replaced by Barack Obama's "European socialism." Josh Bolin, founder of the conservative web site Reagan.org is quoted in The New York Times saying, "Socialism is something new for us to hit Obama over the head with," and a panel at the recent Conservative Political Action Conference was titled, "Bailing Out Big Business: Are We All Socialists Now?"
And what do all these pesky socialists coming out from the woodwork want? Why, class war, of course. Arise, ye workers from your slumbers, at least in time to watch early morning TV. On the "Today" show last week, CNBC's Jim Cramer alleged that President Obama was perpetrating 'an agenda in this country now that I would regard as being a radical agenda," adding, "This is the most, greatest wealth destruction I've seen by a president."
Joan Walsh of Salon.com noted several hundred references to Obama and "class warfare" when she searched the words on Google News at the beginning of March and wondered "why are mainstream reporters pushing this storyline?"
The truth is, there's nothing new about any of this. A famous New Deal-era cartoon in The New Yorker shows Manhattan swells in black tie urging neighbors to "Come along. We're going to the Trans-Lux to hiss Roosevelt." And as financial historian Charles Geisst told the Times, "To hear [FDR] referred to as Comrade Roosevelt during that period was not unusual."
But although Obama embraces FDR analogies, in some respects he's a piker by comparison. The Columbia Journalism Review linked to a chart from the National Taxpayers Union and noted, "The top marginal rate of 39.6 percent that Obama is proposing is actually low by historical standards - he may be adopting FDR-style rhetoric, but his tax plan isn't in the same ballpark. And it wasn't only Roosevelt. Throughout the Eisenhower administration, top tax rates exceeded 90 percent. Under Nixon, they never dropped below 70 percent. Even for most of Ronald Reagan's term, they were at 50 percent. Those presidents aren't often thought of as 'class warriors.'"

Het Neoliberale Geloof 372

'Worst collapse in UK manufacturing in four decades
By Edmund Conway
Last Updated: 7:45PM GMT 10 Mar 2009

The "horrendous" scale of Britain’s industrial recession has been laid bare by figures showing that manufacturing output is declining at the fastest rate since records began more than 40 years ago.
In figures labelled by analysts as "shocking" and "a horror show", Britain’s industrial production dived at record speed, underlining how hard the global downturn has hit producers and exporters. The statistics are doubly surprising because many economists had expected the weakness of the pound over the past year to have boosted their fortunes.
Manufacturing output dropped by 2.9pc in January alone - well below City forecasts, and taking the annual rate of decline to 12.8pc - the biggest since January 1981, according to the Office for National Statistics.
Underlining how much of that has come since November, the quarter-on-quarter contraction was 6.4pc - the most severe since comparable records began in 1968.
The broader industrial production total, which also includes mining and utilities, is also now falling at an annual rate of 11.4pc - again the worst since 1981.
The slide in Britain’s industrial production is mirrored elsewhere throughout the world. A sudden freeze in export markets in November has meant that although most attention is still focused on financial markets and the banking system, manufacturers and exporters are proving the biggest victims of the global recession.
According to Ross Walker, UK economist at Royal Bank of Scotland, the industrial production figures would have been even worse had it not been for a cold period which boosted output from power stations and gas plants.
"Manufacturing output contracted at a record pace - these data stretch back to 1968, aptly, a year of major social and economics upheaval," he said. "The UK data also serve to emphasise the severe and highly synchronised collapse in industrial output globally (other figures published today showed industrial production slumping by 3.1pc in France and 2.5pc in Sweden in January). Industrial capacity is being eliminated at an unprecedented pace, with few signs of any imminent alleviation."
David Kern, chief economist at the British Chambers of Commerce (BCC),
said: "The much worse than expected manufacturing figures show that the sector has so far failed to benefit from the sharp falls in sterling.
Clearly, the essential rebalancing of the UK economy towards industry is not yet taking place.
"The critical priority is to ensure that the vital skills base within manufacturing is not lost during this recession. Urgent measures are needed to help viable and well managed firms hold on to their trained and skilled employees. A loss of this precious resource will cause immense long-term damage to the economy."
Peter Dixon of Commerzbank said the figures represented an "industrial output horror show".
He added: "Even assuming that industrial output remains flat in February and March (a heroic assumption if ever there was one), the industrial sector will subtract 0.8 percentage points off first quarter gross domestic product growth in what is now the biggest collapse in this sector in almost 30 years."'

The Empire 407

'Last week, as the Dow Jones Industrial Average fell to a 12-year low, coverage of the ever-worsening economic crisis shifted again to yet a new narrative.
Led by falling stock prices, the financial meltdown accounted for 43% of the newshole from March 2-8 as measured by the Pew Research Center’s Project for Excellence in Journalism. That is up modestly from the previous week when the story registered at 38% of the newshole.
In the six full weeks since President Obama’s inaugural—January 26-March 8—the economic crisis has accounted for 43% of the newshole. (And that does not include related stories, such as the U.S. auto industry or Obama’s February 24 speech to Congress.) That is roughly six times more than the next biggest story—the logistics and evaluations of the new administration—which registered at 7%.
These numbers for the floundering economy in 2009 conjure up comparisons to the Presidential election in 2008. It is an ongoing saga that shows no signs of abating (at least the campaign had an ending date) and is consuming the overwhelming share of media attention. In the same period in 2008—one that included Super Tuesday and other key primaries—the election filled 46% of the newshole, and the economy was the second-biggest story at 6%. The numbers are remarkably similar.
Aside from the sheer gravity of the situation—comparisons to the Great Depression are increasingly creeping into the media narrative—the other striking feature in the coverage is the complexity and breadth of the economic problems, which also suggest a story with massive staying power. Last week marked the fourth time in four weeks that a different component of the crisis was the top storyline.
As the key player in the economy story, Obama has easily been the top newsmaker since taking office. But last week he shared some headlines with a subject at least partly of his own choosing. The No. 2 story, at 8%, revolved around Republican Party leadership with the focus on conservative radio talk host Rush Limbaugh. The White House and other Democrats are aggressively portraying Limbaugh as the GOP’s de facto leader, a task made somewhat easier when Republican National Committee chair Michael Steele became the latest member of his party to follow critical comments about Limbaugh with a quick mea culpa.
Obama versus Limbaugh was, in many ways, a classic tale of political tactics and inside-the-Beltway intrigue. But last week, it may have offered the media—and news consumers—a bit of a distraction from pink slips, zombie banks and fleeing investors.'

De Holocaust Is Geen Rechtvaardiging meer Voor Joodse Nazi's

Eitan Bronstein, bezig de geschiedenis van straten, wijken en steden terug te geven aan Palestijnen en daarmee aan de Joden in Israël. . Zev...